1 |
|
“...slaven koopen op verbeurte van dezelven,
terwijl de aanbrenger eerlijk zou beloond worden. Opgeroepen om
den lorredraaier te helpen „delogeeren” 8), weigerden de habi-
tanten des eilands dat, betoogende dat zij dagelijks in persoon
tocht en wacht moesten houden en in hun plantage werken bij ge-
brek aan slaven. Zorgde de Comp. voor geregelden aanvoer, dan
i) Brieven van 10 Aug. en 5 Sept. als boven, fol 47r 58v. Lorrendraaier, ook enter
looper, Woordenb. Ned. Taal VIII, 2,2932 en III, 3,4147. W. Bosman, Nauwk. Beschr.
v. d. Guinese Goudkust blz. 5—8. Bijdr. T. L. V. Ned. I. dl. 68, blz. 368. Reizen v. Nic.
de Graeff, uitg. Warnsinck, 1930, blz. 44. Ch. Kingsley, a. w. pag. 124 gebruikt „inter-
loper” in den zin van „onderkruiper”.
*) Commissie voor Hendrik van Dam als secretaris 1 Febr. 1700, als fiskaal 8 April
1700. Inventaris-van Dam op data in Brieven en papieren van Curasao aan X 1700
1713 ») Vergel. „Doet helpen verlogieren Duck Dalve den tyran”....”
|
|
2 |
|
“...West-Indiën en
met name de Bovenwindsche eilanden betreft. Daarvoor meest
uit ongedrukte stukken puttend, geven wij in de noot eenige
literatuur1).
De slavernij in den voor ons zedelijk oordeel vreeseüjksten
vorm begint, wanneer men van Afrika negers naar Amerika gaat
brengen en in dien vorm vertoont zij zich in al onze toenmalige
West-Indische koloniën, ja heeft zich nergens gruwelijker ge-
x) P. de Marees, Beschrijvinge van het gout koninckrijck van Gunea 1602, ui tg. S. P.
rHonoré Naber, 1912. W Bosman, Nauwkeurige beschrijving van de Guinese Goud-
Tand- en Slavekust 1737, vooral II 149—152. J. G. Stedman, Reize naar Suriname,
uit het Eng. 1799. F. A. Kühn, Beschouwing van den toestand der Surinaamsche plan-
tagie-slaven, 1828. F. W. Hostmann, Over de beschaving van negers in Amerika, 1850.
Dr. W. R. van Hoëvell, Slaven en vrijen onder de Nederl. wet, 1854. J. Wolbers, De
Surinaamsche negerslaaf, 1854. Dez., Suriname 1861, blz. 114—160. C. A. van Sy-
pesteyn, Afschaffing der slavernij, 1866...”
|
|
3 |
|
“...geobligeertsijnaandegesey-
de colonie jaerlijcx te leveren sodanigen aental slaven als aldaer
sullen wesen gerequireerd.”
Hierbij gold Suriname als afzetgebied op zich zelf. Curasao voor
zich en als doorvoer-depöt naar Amerika. St. Eustatius voor zich
en als doorvoerhaven naar de omliggende eilanden — onder pro-
test gelijk wij nog zien zullen. De slaven 1), krijgsgevangenen
meest uit de binnenlanden, te St. George d’Elmina gekeurd en
met de letters der Comp. gebrandmerkt („niet te hard”, zegt
Bosman), werden naakt ingeladen, 600 a 700 stuks per schip, de
mannen met een hand aan een voet geketend, overdag soms aan
dek gebracht om te luchten, bij aankomst wederom gekeurd,
daarna verkocht, waarbij de eigenaar hun ook zijn letters inbrand-
de. In Suriname gingen zij dan meest naar de plantages, met ar-
beid den ganschen dag, zonder rustdag, volstrekt rechtloos, bloot-
gesteld voor de kleinste vergrijpen aan voor ons thans ongelooflij-
ke straffen, de jonge negerinnen onbeschermd tegenover allp...”
|
|