1 |
|
“...er fmakejk, maar
fchaarsch.
Krabben vindt men bijna overal. Behalve
de kleine zwarte en oneetbare, heeft men twee
ef drie foorten van landkrabben, die zich in
holen onthouden, en des avonds met flambou-
wen uit hun hol gejaagd en gevangen wor-
den. Eigenlijk jaagt de dorst de landkrabben
des avonds uit hare holen, die vrij diep zijn
en naar een konijnen hol gelijken, vooral als
het geregend heeft. Het flambouwen licht haar
verblindende, blijven zij ftilftaan, en laten
zich opvatten en in eenen zak werpen. De-
ze vangst is niet onvermakelijk, maar vermoei-
C § jend,...”
|
|