1 |
|
“...HET EILAND CURASAO. 13
juist droogte, terwijl men in de drooge maan-
den fomtijds fterke regenbuijen treft. Ook
vallen deze vlagen zeer ongelijk ; fomtijds
overftroomt een plasregen bijna een gedeelte
des lands, terwijl een ander gedeelte geen
druppel ontvangt. Ja het gebeurt, dat de eene
zijde eener plantaadje door weldadigen regen
befproeid wordt, terwijl het andere gedeelte
droog blijft. Zie daar de groote reden der
onvruchtbaarheid.
Indien men zijne gezondheid wil bewaren,
moet men zich, vooral een vreemdeling, wach-
ten in den regen te loopen. 7- Deze, en de
dikwijls koude avondlucht, brengen vaak kou-
de koortfen en buikloop te weeg.
Zelden jdondert het, en nog zeldzamer doet
zulks fchade. Indien het echter gebeurt, le-
veren de, door de bergen driewerf teruggekaat-
lte donderflagen een ontzagverwekkend tooneel.
Zoo weinig verwisfelend de jaargetijden zijn,
zoo gering is ook het verfchil van zons op- en
ondergang. Steeds ziet men dat glansrijk
licht even voor pf na zes uren fchijnbaar...”
|
|
2 |
|
“...van modderaal, die men in en bij de zout-
pannen in den modder vindt.
Van de fchulpdieren, hoe menigvuldig in
getal, eet men Hechts de oesters en eene klei-
ne mosfel, hier Cocqueluizen genaamd, en ook
de Alikruik. ~ De oesters zelven, wat men
er ook van praten wil, groeijen hier aan de
boomen en boomftronken.
Zie hier, hoe dit is: de wilde manglesboorn,
( Rhizophora mangle, Linn.) of zwarte man-
glesboom, groeit bijna overal aan de oevers
der binnenbaaijen en kleine eilandjes. Des-
zelfs zachte en buigzame takken dalen in het
water, en vormen daar vaak nieuwe wortels.
Aan deze nederhangende takken, hechten zich
de oesters als in eene veilige fchuilplaats,
telen daar voort, zoo dat deze tak als ge-
heel door oesters omkorst wordt. Wil men
nu oesters vangen of plukken, dan nadert men
zoo digt mogelijk met een pontje aan het
manglebosch, ligt de takken op, (laat er de
oesters af, of men kapt er den tak ^f, die
dan met bladeren, hout en oesters wordt me-
degenomen, iets, dat zeker den Europeaan...”
|
|