1 |
|
“...HET EILAND CURASAO; 6i-,
procumbens linn.) waarvan men drie foorten
telt, doch hier flechts twee vindt, de grijze
mangle of (conocarpus erecta') en de roode
of water mangle. Deze boom, vindt men
overal aan de baaijen, bijzonder in de St. An-
na baai, rondom de kusten en eilanden.
In dit eiland noemt men denzelven Palode-
mango, en bij de Indianen Guaparaibo. De-
ze boom groeit zelden hooger dan twintig
voeten, en heeft i* voet diameter aan den tronk..
Verward loopen de takken* wier fcbors bruin-
achtig grijs is, onordelijk naar beneden; het
dunde einde daalt in het water, en vormt op
de blinde klippen en fteenen nieuwe wortels,
wier jeugdige takken weder opfchieten, ne-
derdalen, zich vestigen en alzoo van eenen
boom een ondoordringbaar bosch vormen. De
hiervoren gemelde kleine oester zet zich aan
deze nederhangende takken verfpreidt daar der-
zelver kuit, en leeft er met haar talrijk gedacht;
van daar dus, dat men de oesters willende
vangen, den beladen tak moet af kappen, of
wel de...”
|
|