Your search within this document for 'klei' resulted in seven matching pages.
1

“...6 BESCHRIJVING VAN hooge rotfen omgeven, welke meerendeels uit gips, puimfteen, ruwen, rooden en gelen oker en kleine lagen klei en potaarde beftaan. Op de meeste groeit Hechts een weinig hei- degras en fchrale doornachtige heesters; fom- mige zijn geheel naakt. Op verfeheidene plaatfen, zijn deze klipbergen door den tijd en bet water uitgehold, en vormen vreesfelijk fchoone, fchilderachtige grotten. Somtijds ftort een gedeelte ter neder, en maakt eene nieuwe klip of een nieuw eilandje. Hier en daar liggen in de helling der rotfen vervaarlijke fteenbrokken, met ruigte begroeid, fomtijds van 5 tot 6 ja tot io en meer roeden dia- meter, ter nedergeftort. In het kort, deze rotfen bewijzen voor den geringften kenner de hooge oudheid der aarde. Zeer hooge bergen, gereekend naar die der Andes, zijn er niet. De hoogde zijn: de Tafelberg bij de Oostpunt, om deszelfs hel- lende platheid, van 400 roeden in diameter, dien naam verdienende, zijnde ongeveer 1900 LIGGING EN LUCHTSGESTELDHEID. an alle...”
2

“...baaijen, verfchaffen aldaar overvloed van visch. Nu en dan ziet men er ook walvis- fchen of noordkapers. Een der eerften is in 1817. bij Maria Pompoen op Pietermaai ge- ftrand, 75 voet lang zijnde. Haaijen en dolfijnen, ziet men ook langs de kusten we- melen, zelfs fomtijds in de haven. Onder de eetbare visfchen, telt, men den koning visch eene foort van kabeljaauw, maar veel fijner; de dorade, de Jacob Everts, en masfbankerts foorten van zeekarpers, den zeefnoek, den fpitsbek, den grooten en klei- nen zeebaars, den vliegenden visch en eene menigte van kleine foorten; ook eet men de zeeflang, wier beet echter gevaarlijk is. De kop der Masfbankerts is in het najaar en voorjaar een fterk vergif, fchoon deze kwa- de eigenfchap zich aan de andere deelen niet medeeit, en men die veilig kan eten. Het best is echter den kop te laten liggen. Men vischt hier met kanos, lijnen, netten en met eene foort van fuiken of vischkodden, Kanasters genaamd. Deze worden van kokos en andere boombast gevlochten...”
3

“...44 BESCHRIJVING VAN Riviervisch is er niet, maar wel eene foojx van modderaal, die men in en bij de zout- pannen in den modder vindt. Van de fchulpdieren, hoe menigvuldig in getal, eet men Hechts de oesters en eene klei- ne mosfel, hier Cocqueluizen genaamd, en ook de Alikruik. ~ De oesters zelven, wat men er ook van praten wil, groeijen hier aan de boomen en boomftronken. Zie hier, hoe dit is: de wilde manglesboorn, ( Rhizophora mangle, Linn.) of zwarte man- glesboom, groeit bijna overal aan de oevers der binnenbaaijen en kleine eilandjes. Des- zelfs zachte en buigzame takken dalen in het water, en vormen daar vaak nieuwe wortels. Aan deze nederhangende takken, hechten zich de oesters als in eene veilige fchuilplaats, telen daar voort, zoo dat deze tak als ge- heel door oesters omkorst wordt. Wil men nu oesters vangen of plukken, dan nadert men zoo digt mogelijk met een pontje aan het manglebosch, ligt de takken op, (laat er de oesters af, of men kapt er den tak ^f, die dan met bladeren...”
4

“...de Haven, en geeft, even als in Europa de aardappelen, de grootfle vervulling. De mais is zeer vruchtbaar, want eens eene Ta- poes of Aar tellende, die niet van de aller- grootfle was, telde ik meer dan 4000 graan- korrels in dezelve. Tot dus verre de Heer k. van eekhout. ' Behalve de kleine mais, teelt men ook de groote mais of Turkfche tarw, die een witter meel uitlevert; doch dezelve is niet zeer al- gemeen. De groote mais of Turkfche tarw is meest aan dezelfde infekten onderworpen als de klei- ne mais, en wat het flimHe is, dezelve kan geene droogte verduren. Somtijds plant men tot drie of vier keer op dezelfde plaats, waar de eerst geplante geheel door de droogte tot den grond toe verfchroeid nederligt. Beide aijn aan honigdauw of brand, aan kleine rup-...”
5

“...voedfel op. Zelfs de meer gegoe- de inwoners van dit eiland zijn op deze li merige foep vrlekkerd, vooral kinderen. ~ Een Europeaan kan zich moeijelijk daaraan gewennen. De Calaon is eene foort van melde, en wordt als fpinazi gebruikt. De boomen op dit eiland niet talrijk zijn- de beftaan meest uit die vruchtboomen, wel- ke aan Amerika tusfehen de keerkringen eigen zijn. Onder dezelve verdient de eerfte plaats: de kokosboom, die hier, bijzonder in het midden kwartier, op eenen zoutachtigen, half klei* en zandgrond welig groeit, en fomtijds tot de hoogte van 50, 60 ja 80 voeten op- fchiet. Deze boom is genoeg bekend. Al- leenlijk moet ik opmerken, dat de noten van fommige foorten zeer groot zijn, en dat men, behalve het ander menigvuldig nut dier boo- men, derzelver oude tronken tot paalwerk in het water bezigt, waar ditvooze en fponsachtige hout eene ondoordringbare vastheid verkrijgt, en om deszelfs duurzaamheid boven ander paai- en fchoeiwerk is te verkiezen. De noten worden meestal gebruikt...”
6

“...derzelver binnenfte, worden kommen, doozen en potten gemaakt, fomtijds fraai befneden. Van de kruipende kalabas, wiens binnenfte eet* baar is, en eene gele fchil heeft, vormt men hec meest doozen met dekfels tot onderfcheiden gerijf. Deze hebben het voordeel van ligtheid, en bijkans onbreekbaarheid tevens, terwijl de prijs zeer gering is. Deze en de harde kokos* fchillen vergoeden rijkelijk de in de Nederlan* den gebruikt wordende houte potlepels, doo* zen enz. Een doornachtige boom, met getakte klei* ne bladen, wordt tot kalkbranden gebezigd. De fchors dient in plaats van run, en de taaide takken tot geefelroeden. De bladeren worden door de geiten gaarne gegeten. Eene ftraf met Watapanan wordt voor onteerend gehouden. Onder de eigenlijke heesters, ontmoet men hier...”
7

“...en bewesten Curagao op den af- ftand van 7 of 8 mijlen, nabij de Spaanfch kust, ligt Oruba, Orobo of Aroba. Hetzelve dient tot gelijk oogmerk als Bonaire. Hier vindt men ruim zoo veel Cabrieten, maar min- der zout. De inwoners maken er zeer fraaije hangmatten. Een Kommandeur beftuurt hier de inwoners, In vrede en kalme tijden, heeft men hier veel handel op de Spaanfche kust. Ten Noord-Oosten van Curagao, omtrent l§ mijl van hetzelve of van de Oostpunt, ligt het zoogenaamde kleine Curagao, eene klei*...”