Your search within this document for 'ge' resulted in 44 matching pages.
 
1

“...Indie, be- kend was, onder bevel van den Heer jan van walbeek, Oud Raad van Brazil, terwijl aan eenen pirre le grand die weleer als voor- naam officier in Brazil tegen de Portugeezen gediend had, het gezag over de Soldaten werd opgedragen. De West Indifche Compagnie nam het ver- volgens in bezit, en behield het tot den jare 1789, wanneer het aan de Staten-Generaal der Vereenigde Nederlanden werd o verge- dragen. Reeds, in den jare 1674, werd het door eene kleine Franfche vloot onder brandfchatting ge- A a fteld,...”
2

“...17. October 1807, welke aan de gebouwen zeer veel fchade deed, heeft men er geenen gevoeld. Zuid-Westen en Zuidewinden, heeft men doorgaans bij regen. De lucht is hier droog, en de dampkring. fchijnt met fcherpe zoutzure deeltjes ver* mengd, echter niet zoodanig, dat dit der ge- zondheid nadeelig zij. Veeleer fchijnt deze gefteldheid des dampkrings toe te brengen tot de gezondheid dezes eilstnds, en hetzelve te be^ hoeden tegen die aanftekende en verwoestende ziekten, anders in de West-Indifche eilanden zoo gemeen. Van daar, dat zelfs voor nieu- welings aangekomene Europeanen, bij eene eenigzins geregelde levenswijze, weinig gevaar is. De geringe fterfte onder de troepen, in 1816 aangekomen, en het getal eener ge* wone fterfte weinig overtreffende, ftrekke hier* van ten bewijze. De-...”
3

“...HET EILAND CURASAO. 9- Dezelfde luchtsgefteldheid is oorzaak der wei- nige brandbaarheid van anders zeer ligt ont- vlambare ftoffen. De groorfte moeite, heeft men, om droog hout, houtskolen, enz.' voor het keukenvuur aan den brand te houden. De vlam en gloed worden telkens verdoofd. Van daar, dat brand en brandftichtin'g hier bijna onbekende woorden zijn, omdat het met allen opzet hijna onmogelijk is, een huis, ja een ftroohut, in brand te krijgen. Ge- lukkig waarlijk, want de bewoners, vooral de Negers, zijn zoo weinig behoedzaam met vuur, dat zij het achteloos op houten vloeren latsn vallen, of wel houtskolen vuren in een pot tegen de houten fteilen der galerijen leggen, zonder nadeelig gevolgiets, hetwelk elders de akeligfte uitwerkfelen zoude na zich flpen. Dat het den oproerigen Negers, en aan bligh en Murray, gelukt is, eenige buitenhui- zen te verbranden, kwam van daar, dat zij de geplunderde gebouwen met droog maisftroo vulden, en, die aangeftoken hebbende, de vlam zorgvuldig...”
4

“...IO BESCHRIJVING VAN dagen lang volgehouden, deed daarom de ge- wenschte uitwerking nier. ~ De Lutherfche kerk alleen, door eenen gloeijenden kogel aan- geftoken, brandde van binnen geheel uit en het dak ftortte in. Deze zoutzuurachtige luchtsgefteldheid is zeer vijandig tegen het ijzer en ftaal, hetwelk ligtelijk, ondanks alle voorzorg, verroest en verteerd wordt. Van hier het gemakkelijk winnen en de overvloed van keurig zeezout. Rivieren en meren, eenige kleine plasfen, die ligt opdroogen, uitgezonderd, heeft men hier niet, maar wel verfcheidene diepinloopende baaijen. De voomaamfte is de St. Anna- baai aan den Z. Z. O. kant van het eiland, waar dan ook de IVillemflad, het fort Am- sterdam enz. gelegen zijn. Zij heeft eenen naauwen doch diepen ingang tusfchen twee riffen; vervolgens vormt zich verwijdende de prachtige en fchoone haven van Curasao, wel- ke met regt voor de beste in de TVestindie gehouden wordt, zijnde dezelve voor alle win- den gedekt, en zoo veilig, dat een oorlog-...”
5

“...HET EILAND CURASAO. i doordringende, wordt de bceedce der haven zeer aanmerkelijk en de diepte grooter. De- ze plaats noemt men het Schottegat. Hier plagten de Engelfche oorlogfchepen te lig- gen, die zich hier kwamen ververfchen of ge- ftationeerd waren, en het overfchot der Fran- fche vloot vond er, in 1796, na eenen onge- lukkigen zeeflag, eene veilige wijk. Er kun- nen daar, naar men rekent, ruim dertig groo- te oorlogfchepen liggen. De Binnenbaai, met verfcheidene rotlge eilandjes bezaaid, ftrekt zich voorts oost-, noord- en westwaarts in verfcheidene rigtingen landwaarts uit, en vormt zeer fchoone gezigten. Een andere arm der haven, heet het fVaaigat, en eindigt in het oostelijk binnenwater, dat aan het ein- de geheel waadbaar is. Beoosten St. Annabaai, ligt de Carracca's baai, mede vrij ruim en niet verre van de Tafelberg; aan en in dezelve ligt een fort, waarop eenig garnizoen met een Luitenant is. Dit fort zoude zeer fterk zijn, indien een achterwaartsch liggende berg hetzelve...”
6

“...EILAND CURASAO. 15 is weder eene poort, waaronder men de hoofd- wacht en eene gevangenis voor de foldaten heeft. Boven hetzelve is het Gouvernementshuis, een vrij aanzienlijk ruim gebouw, waar men bin- nen in, bordes gewijze, twee breede fteenen trappen vindt, die tot den voorgang leiden. Deze is met marmer bevloerd. In twee ruime zalen, vergaderen de Raads-Collegien, en verder is het de eigenlijke woning van den Gouverneur. Voor het gebouw is een bal- kon, van waar de publicatien en vonnisfen ge- lezen worden. Voor hetzelve, op het plein, worden de criminele regtsplegingen uitgevoerd. Het fort van binnen, aan de buitenzijde met hooge batterijen omgeven, levert een vierkant plein op, aan welks Oostzijde de gerefor- meerde kerk is, een klein net gebouw, met twee fteenen trappen, een goed orgel, maho- nijhouten predikftoel, geftoelten voor Gouver- neur en Raden, en banken en ftoelen van hetzelfde hout verfierd. Ook ziet men er een eenvoudig gedenkteeken ter eere van den voor- maligen Gouverneur...”
7

“...16 BESCHRIJVING VAN Curagao den ai. October 1783. Het gebouw zelf is vrij luchtig, en de eigendom der Ge- reformeerde gemeente. Onder de kerk is een magazijn, gelijk ook onder het Gouvernementshuis aan beide zij- den van de poort, doch het kruidmagazijn is op het fort Rif. De Lutherfchen, federt het verbranden hun- ner kerk, houden daar hunne godsdienstoefe- ningen. De kerk is met eenen kleinen klok- kentoren en een uurwerk voorzien. Binnen hetzelfde fort wonen de meeste of- ficieren van het garnizoen; ook vindt men daar de woningen en bureaux van den Gou- vernements Secretaris, en van den Controlleur Generaal der Finantien, alsmede de bureaux van de verdere beambten. Aan de Zuidzij- de van het fort is een ander, met twee poor- ten voorzien, het Waterfort genaamd, en mee lage fteenen batterijen gewapend. Hier heefc men de barakken der foldaten, de bakkerij, prevoost en eenige weinige woningen voor eenen kapitein, twee luitenants en eenige onderofficieren. Te voren woonden hier de meeste...”
8

“...de doorftraling van lucht en wind te bevorderen; dezelve zijn van on- deren met fteenen of houten pilaren geftut. Men woont meest op de eerfte verdieping, wordende het ondergedeelte tot pakhuizen en winkels gebezigd. Van het inwendige der huizen, valt weinig te zeggen; de venders zijn van jaloefien of fafinetten, zelden van glas- ruiten, voorzien. De kamers zijn doorgaans wel ruim, maar weinig of geene boven, dan alleen onder het dak befchotene flaapkamer- tjes. De muren zijn allen met witte of ge- geelde kalk bepleisterd ; van behangfels of vloertapijten, weet men niet, zijnde zulks ook in dit klimaat onnoodzaklijk ja nadeelig. Van buiten zijn de meeste huizen wit bepleis- terd, hetwelk voor de oogen zeer nadeelig is. Intusfchen worden thans, op voorbeeld van het Gouvernement, vele huizen geel be- ftreken, ook wel donker graauw, hetwelk door de bontkleurige daken en venders, aan de ftad, van eene hoogte befchouwd, iets van eene Neurenburger poppenftad geeft. De ftracen in de Willemjlad...”
9

“...HET EILAND CURASAO. vj 4. De Westdivifie, de grootfle van allen, van den Kleinenierg tot aan de Westpunt loo- pende, is de grootfte van allen. Hier vindt men, nevens verfcheidene grootere en kleinere plantaadjen, den St. Christofelberg en den Gr00- teberg, met een ileilen hollenweg. Op de plantaadje Fontein, is een klein leopend wa- tertje, met eene fpringende bron, en op Hati, ten Noorden van het eiland, gelijk boven ge- meld is, eene vrij merkwaardige zeer diepe grot, waarin men langs fteile trappen, in den rotswand uitgehouwen, af klimt. Op den bo- dem, vindt men eene bron. Men zal ligt begrijpen, dat men niet dan met toortslicht daar- in kan treden. In deze Divifie en in de Oost- divifie, vindt men verfcheidene veel opbren- gende zoutpannen. Verder worden hier vele beesten geweid, en er is goede visfcherij, De bevolking der drie divifien is als volgt; Middeldivifie. Mannen en Vrouwen 179 Oostdivijie. ... IP9 , Westdivifie. 5< Kinderen 260 ... 281 . . 88 Tuinflaven 547 . /K769 ....”
10

“...eigenlijk van de vaste kust ingevoerd, zijn hier,bijzonder ook op Bonaire, talrijk. Dit nuttig, veelal miskend dier, dat, met weinig tevreden, groote dienden doet, bezit hier veel meer vlugheid dan in koudere landen. De witte en grijze ezels worden tot rijdieren opgevoed, en evenaren in fnelheid bijna de paarden, immers eenigen, die eenen goeden telgang en galop loopen. Muilezels worden hier van de kust inge- * voerd, maar niet aangeteeld; zij worden voor karren en chaifen en*ook onder den man ge- bruikt. Apen worden op Curagao niet gevonden. Onder de' amphibien, vindt men een aantal hagedisfen, waaronder de leguaan de opmerke- lijkfte is. Dit dier is van twee, fomcijds tot....”
11

“...HET EILAND CRA£A. 33 tot vier voeten lang hebbende aan het dikHe van het ligchaam eenen omtrek van acht of twaalf duim. Het hoofd is klein, in de hoogte ge- wipt en een weinig langwerpig uitloopenden Tusfchen de oogen, loopt eene breede* diepe groef, geheel met eelt bedekt. De oogeh zijn middelmatig groot, aan iedere zijde van het hoofd flaande, en naar voren gekeerd. De kaken zijn, gelijk de hals, kort en dun. Boven op den kop, heeft het eene beweegbare kroon of eenen kam met verfcheidene punten di tot digt bij den Haart voortloopen. *** De kleur is vuil graauw, aan den buik vuil wit. De Haart, bijna veel langer dan het lijf, is zenuwachtig en met een aantal gele- dingen voorzien, met knobbels bezet, en in eene fcherpe punt uitloopende. De pooten Zijn kort, de klaauwen van voren met vijf vingers en nagels voorzien die eenigen zweem van een kinderhand hebben. De achterpooten heb- ben vier vingers en nagels. Dit in den eer- den opQag affchuwelijk dier leeft in het kreu* pelbosch, en bij...”
12

“...34 BESCHRIJVING VAN om het dier eenen paardeharen ftrik over den kop te werpen, en alzoo te vangen. Men breekt dezelve dan de pooten, en voert hen levend naar de ftad te koop; en inderdaad, hun vleesch, (de kop, ftaart en klaauwen worden weggeworpen) heeft eenen fijnen fmaak, naar vet kalfs- of hoender vleesch ge- lijkende. De Leguaan behoort, volgens dau- benton tot de 4de klasfe No. 16. De blaauwe of blaauwftaarcige Hagedis, (queue bleue, 4de klasfe No. 3) de hemels blaauwe, (Azure ade klasfe No. 3) de Totekki, een klein diertje, dat de pannen der daken en de muren bewoont, nevens een aan- tal andere Hagedisfen, worden hier gevonden. Onder deze is de klevende Hagedis, welke zich aan het lijf hecht, moeijelijk en niet zonder pijn 4os te rukken. Zee- en landfchilpadden zijn op Curasao, en vooral te Bonaire, zeer talrijk. De eer- fte vooral leveren een lekker en gezond voed- fel op. De caret-fchilpad is er ook, doch niet zeer algemeen. Het gevogelte is op dit eiland noch talrijk, noch ...”
13

“...gen zoodat zij vermageren, kwijnen en niet zeiden fterven. Zij vallen fomtijds ook de mnfchen aan. De zoogenaamde vuurvlieg is hieF menig- vuldig, vooral in den regentijd. Het helder fchijnfel van dit kleine vliegende diertje is vermakelijk; het wijfje heeft geen fchijnfei noch vleugelen. Gewone en zwarte mieren, vindt men bijna overal, vooral in oude huizen, Van de wes- pen heeft men drie foorten. De eerfte bouwt zich een vierkant nest in den grond. De twee- de (guepe mag ome') hier mart bomba ge- naamd, een kunftig bordpapier gelijkend nest met vijf hoekige zeer regelmatige celletjes, waarin de geheele familie haar verblijf houdt. De derde foort maakt een nest tegen tien ftam van kokos- of dadelboomen, van eene...”
14

“...42 BESCHRIJVING VAN jend. Gemakkelijker is het, om de zeekrab- ben met lijnen in een pontje te vangen. Hier- mede houdt zich niet zelden het fchoone ge- flacht bezig. De zeekrabben, waarvan onderfcheidene foor- ten zijn, worden met lijnen zonder hoeken, waaraan bedorvene vischkieuwen zijn gehecht, gevischt. Eene der merkwaardigfte krabben is het Soldaatje. De fchaal van die dier te zwak zijnde, om de beleedigingen van het weder enz. tetf wederilaan, zoo valt het aan ftrand op de gewone zeehoornflakken aan, vernielt het dier- tje kruipt in den hoorn, en wandelt zoo met haar veroverd huis veilig voort. Wordt zij te grt, dan verlaat zij die woning, om op de- zelfde wijze eene andere te kiezen. Langs de zeekust, en zelfs in woningen bij de zee ftaande, zijn zij menigvuldig, en voor het te bleeken liggend linnengoed nadeelig, dewijl zij daarin gaten bijten. Legt men vuur op der-? .zelver fchulp, dan verlaten zij die, maar kee- ren doorgaans, zoodra de fchulp koud i$, we- der daarin. Derzelver...”
15

“...HET EILAND CURA£AO. 43 iemand komen bezoeken, en te meer, daar zij op houten of ileenen vloeren een krasfend ge- raas maken. De ligging des eilands, en de menigvuldi- ge baaijen, verfchaffen aldaar overvloed van visch. Nu en dan ziet men er ook walvis- fchen of noordkapers. Een der eerften is in 1817. bij Maria Pompoen op Pietermaai ge- ftrand, 75 voet lang zijnde. Haaijen en dolfijnen, ziet men ook langs de kusten we- melen, zelfs fomtijds in de haven. Onder de eetbare visfchen, telt, men den koning visch eene foort van kabeljaauw, maar veel fijner; de dorade, de Jacob Everts, en masfbankerts foorten van zeekarpers, den zeefnoek, den fpitsbek, den grooten en klei- nen zeebaars, den vliegenden visch en eene menigte van kleine foorten; ook eet men de zeeflang, wier beet echter gevaarlijk is. De kop der Masfbankerts is in het najaar en voorjaar een fterk vergif, fchoon deze kwa- de eigenfchap zich aan de andere deelen niet medeeit, en men die veilig kan eten. Het best is echter den kop...”
16

“...Alikruik. ~ De oesters zelven, wat men er ook van praten wil, groeijen hier aan de boomen en boomftronken. Zie hier, hoe dit is: de wilde manglesboorn, ( Rhizophora mangle, Linn.) of zwarte man- glesboom, groeit bijna overal aan de oevers der binnenbaaijen en kleine eilandjes. Des- zelfs zachte en buigzame takken dalen in het water, en vormen daar vaak nieuwe wortels. Aan deze nederhangende takken, hechten zich de oesters als in eene veilige fchuilplaats, telen daar voort, zoo dat deze tak als ge- heel door oesters omkorst wordt. Wil men nu oesters vangen of plukken, dan nadert men zoo digt mogelijk met een pontje aan het manglebosch, ligt de takken op, (laat er de oesters af, of men kapt er den tak ^f, die dan met bladeren, hout en oesters wordt me- degenomen, iets, dat zeker den Europeaan in verbazing moet brengen, en tot de gedachte leiden, oesters zijn de vruchten der zwarte tnanglesboomen. De...”
17

“...befchutfels en losf daken van; in het kort, geen deel gaat daarvan verloren. Zeer overvloedig zijn de oranje boomenr welker vruchten in zoeten, rinfchen en zuren worden verdeeld; ook vindt men chinaas appe-- len, zoete en zuurachtige, nevens zeer vele li- moenboomen, waarvan het fijn en edel zuur der vrucht het alom bekende Curafaofche li- moenfap oplevert. De zoete foort, fchoon fchaars, wordt, om den aangenamen reuk, door de vrouwen zeer bemind, en de afge- fnedene takjes door de fchoonen met fmaak ge- kaauwd; ja, het is eene foort van wellevend- heid, dezelve aan Dames aan te bieden. De- u d ze { 1...”
18

“...$4 BESCHRIJVING VAN- fijp in warm water gelegd, leveren eene ver koelende lekkere limonade op. Van de tamarinde, wordt intusfchen weinig werks gemaakt, als alleen voor confituren. Eene geringe hoeveelheid ingelegde en ge- droogde wordt Hechts naar Europa verzon- den; Ook wordt deze boom, om deszelfs ver- kwikkend lommer, meer dan om het voordeel geacht. 2 Of 3 pond tamarinde, koopt men voor eene plak of 5 duiren, en meestal wordt de- zelve om niet weggegeven. Onder de verdere vruehtboomen, verdient de Banane of Pi fang de eerfte plaats. Djt gewas fchijrit een overgang tusfchen de boo- men en kruiden te zijn, hebbende eigenlijk nocb hot noch ichors, met eene dikke mergachtige fteng van 8 tot ia voeten hoog opgroeijende. De bladen zijn ligt groen, zacht als fatijn en van zes tot negen voeten lang, en op het meest twee voet breed. Van de- zelve worden ook matten enz. gemaakt. D,e vrucht is langwerpig, van boven rond en van onderen plat, rijp zijnde, met eene gele zacb- ,te fchil, die het even...”
19

“...HET EILAND CURASAO. 55 ieder. De kleinere foort, noemt men Bacobas, en kan ook raauw gegeten worden. De fchil- len en bladeren leveren een goed voedfel voor het vee. Dit nuttig voortbrengfel bemint la- ge en natte gronden, waarom het hier niet genoegzaam kan worden aangeteeld, maar in groote hoeveelheid van de Spaanfche kust al- hier wordt ingevoerd Niet minder nuttig is de Cojdbe of Cpjave, een matige, boom, met rozenveryvige enkele bloemen, van welke een zachte, glansrijke, citroen gele, fomtijds ook roodachtige appel komt, met eene zwarte kruin. Het binnepde is van gelijke kleur, geel of rood, met ver- fcheidene pitten doorzaaid, en aangenaam van fmaak. Men vindt er verfcheidene foorten van zoet en zuur; dezelve zijn van een veel- vuldig gebruik in de keuken, wordende ge- doofd of gekookt als pap veel gegeten, voorr al daar de prijs zeer gering is, doorgaans van ia tot ao voor een plak, , Zonderlinger, maar eveq nuttig, is de Ca- tkou- of Katfchouboom. Deszelfs perenbloe- femachtige...”
20

“... even als met legpenningen, De zoogenaamde mispel groeit aan eenen boogen dikftammigen boom met peervormige, donker groene, gladde bladeren, en kleine wit- te bloemen. Aan dezelve groeit eene graauwe vrucht, met eene zachte fchil, en nog zach- ter bruin vleesch. Uitwendig gelijkt deze vrucht veel naar eenen graauwen renet. De fmaak is verheven fuikerzoet, vooral bij de bste foorten. Van binnen zijn acht zwarte pitten, als die der meloenen, fomtijds met een vlies omgeven, dat, op een kool vuurs ge- legd, eenen aangenamen geur geeft. De Knippeboom, uitwendig veel naar eenen ijp gelijkende, levert eene kleine vrucht met eepe dikke groene fchil, van binnen eene on-...”