1 |
|
“...ligt op 120 30' of 33'
Noorderbreedte.
Men kan geenszins met zekerheid den naams-
oorfprong van dit eiland bepalen. De oud-
fte naam was Quiragao. De gewoonlijkfte
is Kurasfau, of beter, zoo als nu gebruike-
lijk is, Curagao.
Gelijk het met bijna alle Westindifche eilan-
den is, zoo is het ook hier. De eerfte be-
woners waren Indianen, en wel zulke, die
onder den naam van Karibes, Kannibalen of
Karribanen bekend zijn. Men zegt, dat zij
hunne vijandige naburen opaten; geene andere
opperhoofden dan de oudften of ftamvaders
der familin erkenden; vreedzaam met elkan-
der...”
|
|
2 |
|
“...8 BESCHRIJVING VAfT
tewinden, die van alle zijden over het eiland
waaijen.
In het na- en voorjaar zijn dezelve fotntijds
zeer hevig, vooral de O. N. O. en N. W.
winden; als dan kan men zelfs, het klimaat
in aanmerking genomen, vooral des avonds,
zeggen: het is zeer koud. Zware orkanen
zijn echter niet menigvuldig. Sedert die van
17. October 1807, welke aan de gebouwen
zeer veel fchade deed, heeft men er geenen
gevoeld. Zuid-Westen en Zuidewinden, heeft
men doorgaans bij regen.
De lucht is hier droog, en de dampkring.
fchijnt met fcherpe zoutzure deeltjes ver*
mengd, echter niet zoodanig, dat dit der ge-
zondheid nadeelig zij. Veeleer fchijnt deze
gefteldheid des dampkrings toe te brengen tot de
gezondheid dezes eilstnds, en hetzelve te be^
hoeden tegen die aanftekende en verwoestende
ziekten, anders in de West-Indifche eilanden
zoo gemeen. Van daar, dat zelfs voor nieu-
welings aangekomene Europeanen, bij eene
eenigzins geregelde levenswijze, weinig gevaar
is. De geringe fterfte onder...”
|
|
3 |
|
“...geftoken, brandde van binnen geheel uit en
het dak ftortte in.
Deze zoutzuurachtige luchtsgefteldheid is
zeer vijandig tegen het ijzer en ftaal, hetwelk
ligtelijk, ondanks alle voorzorg, verroest en
verteerd wordt. Van hier het gemakkelijk
winnen en de overvloed van keurig zeezout.
Rivieren en meren, eenige kleine plasfen, die
ligt opdroogen, uitgezonderd, heeft men hier
niet, maar wel verfcheidene diepinloopende
baaijen. De voomaamfte is de St. Anna-
baai aan den Z. Z. O. kant van het eiland,
waar dan ook de IVillemflad, het fort Am-
sterdam enz. gelegen zijn. Zij heeft eenen
naauwen doch diepen ingang tusfchen twee
riffen; vervolgens vormt zich verwijdende de
prachtige en fchoone haven van Curasao, wel-
ke met regt voor de beste in de TVestindie
gehouden wordt, zijnde dezelve voor alle win-
den gedekt, en zoo veilig, dat een oorlog-
fchip van den eerften rang bijna tegen den
wal, zonder gjevaar, voor een paar kabels
kan liggen, zonder n anker te bezigen.
Verder noordwaarts, tusfchen twee...”
|
|
4 |
|
“...dit veel be-
ter dan de Europefche fchepen doen, vooral
de zoogenaamde Pilotboab. Voor of een wei-
nig ten Oosten der haven, ligt een koraalrif
even onder water.
Westwaarts vindt men de baaijen Piscadero
of Visfchersbaai ; St. Mie hi el, waar een ver-
laten fort is; verder Porto Maria, St. Mar-
tha St. Kruis enz. Benoorden liggen de
Baaijen St. Joris, St. Pieter of Pedro en
Hati; deze laatfte is merkwaardig, om eene
onderaardfche grot of fpelonk, bij de plantaadje
van dien naam, welke eene aanzienlijke ruimte
heeft, en wttarin men met moeite nederdaalt.
De bovengenoemde zeezoutzure gefteldheid
der lucht, het gebrek aan groote bosfehen,
nevens de fmalheid en al te groote nabijheid
des eilands aan de vaste kust, maken de
jaargetijden zeer ongeregeld, en den vruchtbaar
makenden regen zeer ongplijk, ja veelal on-
genoegzaam. Eigenlijke regentijd is hier
niet. De maanden September, October, No-
vember n December worden wel regenmaan-
den genoemd, maar dikwijls heeft men dan
juist...”
|
|
5 |
|
“...kooplieden en landei-
genaars. In vorige tijden, mogten zij niet
in de (tad vernachten, maar des avonds naar
het Grootkwartier of Ruiterskwarcier wijken.
Nu wonen zij overal, en genieten alle moge-
lijke vrijheden. De Gouvemements Inter-
preter dovalle en de Procureur ricardo
zijn beide Joden.
In de Breedeftraat is eene poort, de Bur-
gerwacht spoort genaamd, omdat de burgers daar
de wacht houden. Hierbij is ook de Weeska-
mer. Deze poort wordt des avonds te 9 uren
gefloten, en niet dan met het dagfchot geo-
pend dan m poortgeld, als voor 1 uren 2,
en na dien tijd, 4 realen voor ieder perfoon.
Buiten de poort, is eene groote vlakte, tot
het houden van militaire exercitin dienftig.
Digt bij het fort, vindt men vier huizen, het
oude kerkhof en de diaconiefchool. Verder oost-
waarts op heeft men vleesch- en vischmarkt, te-
gen den zeekant, waar bevorens eene batterij
was, de Krommelijn geheeten; van daar komt
men op Pietermaai, een dorp, of liever eene
vorftad, met eene dubbele ftraat en goede...”
|
|
6 |
|
“...zand en kalk- Voor,
en veelal ook op zijde der huizen, vindt men
opene galerijen, om de doorftraling van lucht
en wind te bevorderen; dezelve zijn van on-
deren met fteenen of houten pilaren geftut.
Men woont meest op de eerfte verdieping,
wordende het ondergedeelte tot pakhuizen en
winkels gebezigd. Van het inwendige der
huizen, valt weinig te zeggen; de venders
zijn van jaloefien of fafinetten, zelden van glas-
ruiten, voorzien. De kamers zijn doorgaans
wel ruim, maar weinig of geene boven, dan
alleen onder het dak befchotene flaapkamer-
tjes. De muren zijn allen met witte of ge-
geelde kalk bepleisterd ; van behangfels of
vloertapijten, weet men niet, zijnde zulks ook
in dit klimaat onnoodzaklijk ja nadeelig.
Van buiten zijn de meeste huizen wit bepleis-
terd, hetwelk voor de oogen zeer nadeelig
is. Intusfchen worden thans, op voorbeeld
van het Gouvernement, vele huizen geel be-
ftreken, ook wel donker graauw, hetwelk door
de bontkleurige daken en venders, aan de ftad,
van eene hoogte...”
|
|
7 |
|
“...welbeplante tuinen of plantaadjen,
de meesten van goede waterputten voorzien,
van waar het water, vooral uit die, welke
aan de baai liggen, naar de ftad vervoerd
wordt; iets, dat zeer-noodig is, het meest bij
droogte, daar het zeewater natuurlijk brak en
het aantal regenbakken verre na niet toerei-
kend is, De fchepen nemen ook van daar
water in. De voornaamften, die dit leveren,
zijn BRAKKESMID ASCIENTO, VALENTYN en
martin. In dezen omtrek, vindt men de
meeste Cocosboomen.
3. Veel uitgeftrekter dan deze, is de Oost-
divifie, in drie districten verdeeld. In de-
zelve, vindt men de reeds gemelde Caraccas-
bciai en het fort, den Tafelberg, de Rondeklip
en de Oostpunt. De plantaadjen zijn er
niet zoo talrijk als in de Middeldivifie, maar
ook veel grooter y en de menigvuldige Savan-
nas, (heideachtige gronden), leveren goede
weiden voor hoorn- en klein vee op.
4. De...”
|
|
8 |
|
“...grootfte van allen. Hier vindt
men, nevens verfcheidene grootere en kleinere
plantaadjen, den St. Christofelberg en den Gr00-
teberg, met een ileilen hollenweg. Op de
plantaadje Fontein, is een klein leopend wa-
tertje, met eene fpringende bron, en op Hati,
ten Noorden van het eiland, gelijk boven ge-
meld is, eene vrij merkwaardige zeer diepe
grot, waarin men langs fteile trappen, in den
rotswand uitgehouwen, af klimt. Op den bo-
dem, vindt men eene bron. Men zal ligt
begrijpen, dat men niet dan met toortslicht daar-
in kan treden. In deze Divifie en in de Oost-
divifie, vindt men verfcheidene veel opbren-
gende zoutpannen. Verder worden hier vele
beesten geweid, en er is goede visfcherij,
De bevolking der drie divifien is als volgt;
Middeldivifie. Mannen en Vrouwen 179 Oostdivijie. ... IP9 , Westdivifie. 5<
Kinderen 260 ... 281 . . 88
Tuinflaven 547 . /K769 . . 1000
Sjouwers ... 9 .
Ambachtslieden 12 . . 27 . . . 24
Huisbedienden 59 . . . IOO . . 68
Slavenkinderen 535 ... 673 ...”
|
|
9 |
|
“...HET EILAND CURASAO. 31
dezelve hier ook bijna nooit. Hun vleesch
is fmakelijk, beter dan in Holland, en tevens
gezonder. De melk wordt veel gebruikt,
en onder de koeijen melk vermengd. Op
fommige plantaadjen, vindt men tot 1000
fcjiapen.
Talrijker nog dan de fchapen zijn de gei-
ten of cabricen, die hier grooter, ftouter en
fraaijer dan in Europa zijn, maar anders van
de gewone foort. Zij dragen groote hoornen,
zoo wel de bok als de geit; geven goede
melk, en het vleesch, mits van jonge cabri-
ten, is bijna zoo goed als fchapenvleesch. Op
Bonaire en Oroba zijn zij het talrijkst. Der-
zelver huid geeft een goed leder.
De varkens alleen lchijnen aan dit eiland
en aan Zuid-Amerika eigen te zijn; dezelve
zijn zeer klein, meestal zwart of grijs en geel
gefpikkeld. Fijner gevormd, zijn zij geens-
zins zoo walgelijk als in het moederland. Der-
zelver vleesch is vrij goed, maar kan niet in-
gezouten of gerookt worden.
Honden en katten zijn er in groot aantal en
van
de fchapen gefchoren werden...”
|
|
10 |
|
“...de
honden in Amerika digt bij den Evenaar derzel-
ver vlugheid, en het vermogen, van waakzaam-
heid en blaffen, zouden verliezen. Neen, waar-
lijk, zij hebben hier even dezelfde hoedanig-
heden als in Europa, en behoeven in fchran-
derheid, getrouwheid, waakzaamheid en moed
niet te wijken.
Ezels, fchoon eigenlijk van de vaste kust
ingevoerd, zijn hier,bijzonder ook op Bonaire,
talrijk. Dit nuttig, veelal miskend dier, dat,
met weinig tevreden, groote dienden doet,
bezit hier veel meer vlugheid dan in koudere
landen. De witte en grijze ezels worden tot
rijdieren opgevoed, en evenaren in fnelheid
bijna de paarden, immers eenigen, die eenen
goeden telgang en galop loopen.
Muilezels worden hier van de kust inge-
*
voerd, maar niet aangeteeld; zij worden voor
karren en chaifen en*ook onder den man ge-
bruikt.
Apen worden op Curagao niet gevonden.
Onder de' amphibien, vindt men een aantal
hagedisfen, waaronder de leguaan de opmerke-
lijkfte is. Dit dier is van twee, fomcijds
tot....”
|
|
11 |
|
“...hoofd is klein, in de hoogte ge-
wipt en een weinig langwerpig uitloopenden
Tusfchen de oogen, loopt eene breede* diepe
groef, geheel met eelt bedekt. De oogeh
zijn middelmatig groot, aan iedere zijde van
het hoofd flaande, en naar voren gekeerd. De
kaken zijn, gelijk de hals, kort en dun. Boven
op den kop, heeft het eene beweegbare kroon
of eenen kam met verfcheidene punten di
tot digt bij den Haart voortloopen. *** De
kleur is vuil graauw, aan den buik vuil
wit. De Haart, bijna veel langer dan het
lijf, is zenuwachtig en met een aantal gele-
dingen voorzien, met knobbels bezet, en in
eene fcherpe punt uitloopende. De pooten Zijn
kort, de klaauwen van voren met vijf vingers
en nagels voorzien die eenigen zweem van
een kinderhand hebben. De achterpooten heb-
ben vier vingers en nagels. Dit in den eer-
den opQag affchuwelijk dier leeft in het kreu*
pelbosch, en bij de Cardonche heggen Waaf
het van kleine hagedisfen vogels en krui-
den leeft. Schoon fchuw en woest vart aard
is de Leguaan...”
|
|
12 |
|
“...34 BESCHRIJVING VAN
om het dier eenen paardeharen ftrik over den
kop te werpen, en alzoo te vangen. Men
breekt dezelve dan de pooten, en voert hen
levend naar de ftad te koop; en inderdaad,
hun vleesch, (de kop, ftaart en klaauwen
worden weggeworpen) heeft eenen fijnen
fmaak, naar vet kalfs- of hoender vleesch ge-
lijkende. De Leguaan behoort, volgens dau-
benton tot de 4de klasfe No. 16.
De blaauwe of blaauwftaarcige Hagedis,
(queue bleue, 4de klasfe No. 3) de hemels
blaauwe, (Azure ade klasfe No. 3) de
Totekki, een klein diertje, dat de pannen der
daken en de muren bewoont, nevens een aan-
tal andere Hagedisfen, worden hier gevonden.
Onder deze is de klevende Hagedis, welke zich
aan het lijf hecht, moeijelijk en niet zonder
pijn 4os te rukken.
Zee- en landfchilpadden zijn op Curasao,
en vooral te Bonaire, zeer talrijk. De eer-
fte vooral leveren een lekker en gezond voed-
fel op. De caret-fchilpad is er ook, doch
niet zeer algemeen.
Het gevogelte is op dit eiland noch talrijk,
noch ...”
|
|
13 |
|
“...vogelen en de
gevleugelde infekcen vormt, leeft van het fap
der bloemen en van kleine infekten.
Paauwen en kalkoenen, zelfs in eenen half
wilden ftaat, parelhoenders, gewone hoenders,
tamme duiven en tortels zijn op dit eiland
vrij talrijk, en zelfs beter koop dan in Europa.
Onder de watervogelen, vindt men de groot-
te Amerikaanfche en de gewone eend en
gans.
Langs de ftranden, ziet men verfcheidene
foorten van meeuwen. De Ideine foort, tot
de fregatvogels behoorende, en hier Jirandloo-
pers genaamd, kan, jong zijnde, tam gemaakt
worden, wanneer zij in huis zeer nuttig is
om kakkerlakken en ander ongedierten te ver-1
drijven. Deze vogels leren zelfs alles eten,
en gehoorzamen aan den item hunnes mees-
ters. Deze dieren zijn iets grooter dan een
duif, hebben eenen zwarten bek en gevliesde
pooten; de vleugels zijn fraai loodkleurig, de
ftaart is gevorkt en iets donkerder, en de borst
en buik wit.
Op klein Curasao en de eilanden Roe ai
Aves en Orchilla, vindt men eene menigte
meeuwen.
De groote...”
|
|
14 |
|
“...zijn de grootfte vijanden der kak-
kerlakken, die, behalve hun ander nadeel *
vrij gevoelig bijten.
Onder de infekten, telt men den Kakker-
lak, een zeer ftinkend infekt, tot de orde der
halffchtldige behoorende. Wee dengenen,
wiens boeken, papieren of kleeren zij beet
krijgen; zij verftaan de kunst van vernieling
uitermate wd. Zij vallen ook vleesch en an-
dere fpijzen aan, en verpesten die door der-
zelver reuk en uitwerpfels, even gelijk de
harpeijen. Zij zijn moeijelijk anders te ver-
drijven dan met rottekruid, doch het best is
daarop s avonds met licht jagt te maken,
of wel katten te hebben, of van die foort van
kleine honden (Jamaica honden), die dezelve
vervolgen.
Deze dieren hebben ook nog andere vijan-
den, zoo als de groote zwarte huisfpin, die
hare fichuwelijke gedaante door dezen voor
den mensch weldadigen oorlog vergoedt. Ziet
zij een kakkerlak, plotfeling ftort zij op den-
zelven neder, en zuigt haar flagtoffer uit,
Daar nu derzelver beet niet gevaarlijk is, en
zij geene webben...”
|
|
15 |
|
“...HET EILAND CURASAO. 39
De verdere fpinnen zijn niet gevaarlijk, be-
halve de kleine oranjefpin, die zich onder het
gras, fomtijds ook onder de jamaicaboomen,
verbergt. Hare beet veroorzaakt eenen on*,
leschbaren dorst; voldoet de lijder daaraan,
dan is hij doorgaans fpoedig een lijk. De
paarden en koeijett, ongelukkig zulk een dier-
tje inzwelgende, moeten het dikwijls met den
dood bekoopen.
Jegen de beet der oranjefpin, die zich on-
der het gras verbergt, is niets beter, dan den
lijder fpoedig tabakswater in te geven, zijnde het
eenigfte tegengift, om fpoedig het vergift uit
te braken, wanneer men doorgaans binnen wei-
nige dagen herfteld is. Aan de koeijen,
paarden enz., doet men limoenfap ingeven,
waardoor zij, bij fpoedige hulp, gered worden.
Rupfen en kapellen zijn hier niet zeer tal-
rijk noch fraai, alleen de groote Oleander rups
uitgezonderd, die fomtijds 6 duim lang, 1
duim in den omtrek en zes en dertig geledin-
gen heeft, beurtelings oranjewit en koren-
blaauw; de rug en huid...”
|
|
16 |
|
“...bedorvene vischkieuwen zijn gehecht,
gevischt.
Eene der merkwaardigfte krabben is het
Soldaatje. De fchaal van die dier te zwak
zijnde, om de beleedigingen van het weder enz.
tetf wederilaan, zoo valt het aan ftrand op de
gewone zeehoornflakken aan, vernielt het dier-
tje kruipt in den hoorn, en wandelt zoo met
haar veroverd huis veilig voort. Wordt zij te
grt, dan verlaat zij die woning, om op de-
zelfde wijze eene andere te kiezen. Langs de
zeekust, en zelfs in woningen bij de zee
ftaande, zijn zij menigvuldig, en voor het te
bleeken liggend linnengoed nadeelig, dewijl zij
daarin gaten bijten. Legt men vuur op der-?
.zelver fchulp, dan verlaten zij die, maar kee-
ren doorgaans, zoodra de fchulp koud i$, we-
der daarin. Derzelver beet is vinnig. Men
begrijpe, dat het eene zonderlinge vertooning
is een vrij fnel wandelenden zeehoorn te
zien, bijzonder als zij des avonds in huis
iemand...”
|
|
17 |
|
“...HET EILAND CURA£AO. 43
iemand komen bezoeken, en te meer, daar zij
op houten of ileenen vloeren een krasfend ge-
raas maken.
De ligging des eilands, en de menigvuldi-
ge baaijen, verfchaffen aldaar overvloed van
visch. Nu en dan ziet men er ook walvis-
fchen of noordkapers. Een der eerften is in
1817. bij Maria Pompoen op Pietermaai ge-
ftrand, 75 voet lang zijnde. Haaijen en
dolfijnen, ziet men ook langs de kusten we-
melen, zelfs fomtijds in de haven.
Onder de eetbare visfchen, telt, men den
koning visch eene foort van kabeljaauw,
maar veel fijner; de dorade, de Jacob Everts,
en masfbankerts foorten van zeekarpers, den
zeefnoek, den fpitsbek, den grooten en klei-
nen zeebaars, den vliegenden visch en eene
menigte van kleine foorten; ook eet men de
zeeflang, wier beet echter gevaarlijk is.
De kop der Masfbankerts is in het najaar
en voorjaar een fterk vergif, fchoon deze kwa-
de eigenfchap zich aan de andere deelen niet
medeeit, en men die veilig kan eten. Het
best is echter den kop...”
|
|
18 |
|
“...manglesboorn,
( Rhizophora mangle, Linn.) of zwarte man-
glesboom, groeit bijna overal aan de oevers
der binnenbaaijen en kleine eilandjes. Des-
zelfs zachte en buigzame takken dalen in het
water, en vormen daar vaak nieuwe wortels.
Aan deze nederhangende takken, hechten zich
de oesters als in eene veilige fchuilplaats,
telen daar voort, zoo dat deze tak als ge-
heel door oesters omkorst wordt. Wil men
nu oesters vangen of plukken, dan nadert men
zoo digt mogelijk met een pontje aan het
manglebosch, ligt de takken op, (laat er de
oesters af, of men kapt er den tak ^f, die
dan met bladeren, hout en oesters wordt me-
degenomen, iets, dat zeker den Europeaan in
verbazing moet brengen, en tot de gedachte
leiden, oesters zijn de vruchten der zwarte
tnanglesboomen.
De...”
|
|
19 |
|
“...HET EILAND CURASAO. 47
der worstelen. Menigmaal hangt dezelve als
verzengd met de bladeren tegen den grond;
doch behoudt zij Hechts eenen levenden wor-
tel, en komt er genoegzaam regen, dan fpruit
zij op nieuw weer uit, en fchijnt in kracht
en fterkte door de onderdrukking toegenomen
te zijn. De mais is een gezond voedfel; zij
verflrekt hier tot fpijs voor ieder, vooral voor
de Haven, en geeft, even als in Europa de
aardappelen, de grootfle vervulling. De
mais is zeer vruchtbaar, want eens eene Ta-
poes of Aar tellende, die niet van de aller-
grootfle was, telde ik meer dan 4000 graan-
korrels in dezelve.
Tot dus verre de Heer k. van eekhout.
' Behalve de kleine mais, teelt men ook de
groote mais of Turkfche tarw, die een witter
meel uitlevert; doch dezelve is niet zeer al-
gemeen.
De groote mais of Turkfche tarw is meest
aan dezelfde infekten onderworpen als de klei-
ne mais, en wat het flimHe is, dezelve kan
geene droogte verduren. Somtijds plant men
tot drie of vier keer op dezelfde...”
|
|
20 |
|
“...hoogte van 50, 60 ja 80 voeten op-
fchiet. Deze boom is genoeg bekend. Al-
leenlijk moet ik opmerken, dat de noten van
fommige foorten zeer groot zijn, en dat men,
behalve het ander menigvuldig nut dier boo-
men, derzelver oude tronken tot paalwerk in
het water bezigt, waar ditvooze en fponsachtige
hout eene ondoordringbare vastheid verkrijgt,
en om deszelfs duurzaamheid boven ander paai-
en fchoeiwerk is te verkiezen. De noten
worden meestal gebruikt als zij versch en
vol melk zijn; men noemt die dan liplap;
de...”
|
|