1 |
 |
“...beneden; het
dunde einde daalt in het water, en vormt op
de blinde klippen en fteenen nieuwe wortels,
wier jeugdige takken weder opfchieten, ne-
derdalen, zich vestigen en alzoo van eenen
boom een ondoordringbaar bosch vormen. De
hiervoren gemelde kleine oester zet zich aan
deze nederhangende takken verfpreidt daar der-
zelver kuit, en leeft er met haar talrijk gedacht;
van daar dus, dat men de oesters willende
vangen, den beladen tak moet af kappen, of
wel de fchelpdieren daarvan afflaan. Op bei-
de wijzen, krijgt men natuurlijk oesters,
takken en bladen te gelijk, omdat deze dieren
moeijelijk loslaten, en derhalve is de vertel-
ling van oesters aan de hoornen groeijende,
in...”
|
|
2 |
 |
“...gebruikt, waartoe men door
het klimaat genoodzaakt is. Meestal ook draagt
men zwarte of witte ftroohoeden.
Gebogcheld, manke of kreupelen zijn ten
uiterfte zeldzaam. Deels is dit aan de lucht-
ftreek, maar vooral aan de erfte opkweeking
der kinderen, te danken. Geene dier knel-
lende banden, luijers enz. worden hier gebe-
zigd ; een enkel hemdje, een mutsje, zie daar
alles, zoo zij zelfs niet geheel nakend zijn,
want hier is het niet ongewoon, zelfs blanke
kinderen, van twee tot vier jaren, en van bei-
derlei geflacht, moeder nakend te zien.
Verfcheiderie tot eene Hollandfche luijer-
mand onontbeerlijke ftukken, kent men hier
niet eens bij naam. Zelden bezigt men eene
wieg. Het kleine kind ligt op een matje vrij
en onbelemmerd.
Over het algemeen zouden mannen en vrou-
wen hier fraaije witte tatiden hebben, indien
zij dezelve door het kaauwen van fuikerriec
niet bedierven, en geel en rottig maakten.
De menfchen bereiken op Curagao eenen
ge-...”
|
|