1 |
 |
“...ENGELSCHE OVERHEERSCHING;
HERSTEL DER NEDERLANDSCHE SOUVEREINITEIT.
Na den Amerikaanschen onafhankelijkheidsoorlog nam Engeland niet meer een
prominente plaats in onder de vijf Europeesche koloniale mogendheden. In de nieuwe
wereld bezat het nog slechts Canada — dat destijds nog niet op de juiste waarde werd
geschat voor het Britsch imperium — en Jamaica, Barbados en eenige kleinere West-
indische eilanden.
Toen echter Holland in 1795 onder Fransche suprematie geraakte, kon Engeland
zich van onzen zeehandel meester maken; de Engelsche oorlogsvloot was toen reeds
weder de Fransche sedert eenigen tijd de baas en de twee groote concurrenten waren
derhalve overwonnen.
Had in 1763 het populaire verlangen naar uitbreiding van het koloniale bezit in West-
Indië moeten wijken voor den druk, door de monopolistische plantagebelangen op
de Engelsche regeering uitgeoefend, thans richtte men weder het oog begeerig naar
de Fransche suikereilanden in de Caraibische Zee. Pitt de jongere zond in 1793, zoodra...”
|
|