1 |
 |
“...vaartuigen, doch ook met drie
masten, beter bezeild echter dan de z.g.
schepen. Deze beide jachten hadden
zeer waarschijnlijk al vroeger aan de
krijgsbedrijven der Compagnie in de
Westindische wateren deelgenomen.
De Engel Gabriël eindelijk — van 160
lasten — was een fluitschip, maar werd
ook wel een jacht genoemd, omdat de
eigenlijke fluitschepen meestal grooter waren. Dit vaartuig, dat vermoedelijk bij het
Noorderkwartier thuisbehoorde en ook reeds eerder ten oorlog had gevaren (vloot Jan
Dirksz. Lam, 1624), deed dienst als voorraadschip.
Uit ervaring wetende wat er alzoo kwam kijken bij de eerste vestiging in een nieuw
veroverd gebied, besloot men (Resolutiën Kamer van Zeeland) kalk en steenen mede
te geven tot het bouwen van twee „hovens” (ovens). Van de gesteldheid van Curasao
meende men zóó goed op de hoogte te zijn, dat men in de instructie den aanvoerders
waarschuwde tegen een klein „santbaycken aende andere zijde van het eylandt .
Jammer was het maar dat men zoo karig was geweest in...”
|
|