1 |
|
“...op-
gericht.
Artikel 3.
Bij het verzoek om een vergunning als in artikel 1 bedoeld
worden overgelegd:
lo. een nauwkeurige omschrijving in tweevoud van de
plaats waar de inrichting zal opgericht worden, een
opgave van hetgeen in de 'inrichting zal worden ver-
richt, vervaardigd of verzameld, benevens van de be-
weegkracht, die daarbij zal worden aangewend;
2o. een tekening in tweevoud op een schaal van tenminste
1 op 250, aanduidende de uit- en inwendige samenstel-
ling der inrichting en toebehoren;
3o. een opgave van de ziekeninrichtingen, kerken en scho-
len, binnen een kring van twee honderd meter van het
gebouw of lokaal der inrichting gelegen.
Artikel 4.
1. Van elk verzoek om een vergunning tot het oprichten
van een inrichting als bedoeld in artikel 1, wordt door de Ge-
zaghebber aankondiging gedaan in een of meer nieuwsbladen.
Daarbij wordt mededeling gedaan van het bepaalde in het
tweede lid.
2. Het verzoek met de bijlagen, genoemd in artikel 3,
wordt gedurende dertig dagen na de...”
|
|
2 |
|
“...door de
Gezaghebber aangewezen ambtenaar in schrift gesteld en door
de belanghebbenden ondertekend.
Artikel 5.
Gedurende een week na afloop van de in het tweede lid van
artikel 4 bepaalde termijn kunnen zowel de verzoeker als zij,
die bezwaren inbrengen, kennis nemen van de tegen het verzoek
ingebrachte bezwaren.
Artikel 6.
Binnen een maand na afloop van de in het tweede lid van
artikel 4 bepaalde termijn beslist het Bestuurscollege over het
verzoek en geeft daarvan terstond kennis aan de verzoeker en
aan hen, die bezwaren inbrachten.
Artikel 7.
Het Bestuurscollege is bevoegd, alvorens te beslissen, te
verlangen, dat zowel de verzoeker als zij, die bezwaren inbren-
gen, die bezwaren mondeling of schriftelijk zullen bestrijden
of toelichten.
Artikel 8.
1. De vergunning wordt schriftelijk verleend en gesteld
ten name van de verzoeker en zijn rechtverkrijgenden.
2. Aan de vergunning wordt een exemplaar van de in ar-
tikel 3 onder lo. en 2o. bedoelde stukken, vanwege het Be-
stuurscollege gewaarmerkt...”
|
|
3 |
|
“...6
— 4 —
Artikel 9.
In geval van weigering der vergunning worden de gronden,
d!ie daartoe geleid hebben, in het besluit vermeld.
Artikel 10.
1. De vergunning kan alleen werden geweigerd in geval
van vrees voor:
a. hinder van ernstige aard, zoals het ter bewoning onge-
schikt maken van woonhuizen of gedeelten daarvan, het
belemmeren van het gebruik van de gebouwen en loka-
len, bedoeld in artikel 3, onder 3o., overeenkomstig de
bestemmling van die gebouwen of lokalen, het versprei-
den van stank, rook of dampen en het maken van ge-
raas of gedruis;
b. schade aan eigend'ommen, bedrijven of gezondheid;
c. gevaar.
2. Vrees voor concurrentie in enig bedrijf kan geen reden
tot weigering zijn.
Artikel 11,
1. Tegen weigering van een vergunning staat de verzoeker
beroep open bij de Eilandsraad binnen veertien dagen na de dag-
tekening van het besluit van het Bestuurscollege.
2. Bij de behandeling van dit beroep komt aan de Eilands-
raad de bevoegdheid toe, bedoeld in artikel 7.
3. De Eilandsraad...”
|
|
4 |
|
“...ten hoogste een
maand of geldboete van ten hoogste duizend gulden.
3. Indien de overtreding wordt begaan door of vanwege
een naamloze vennootschap, een coöperatieve of andere rechts-
persoonlijkheid bezittende vereniging of een stichting, wordt de
strafvervolging ingesteld en de straf uitgesproken tegen de
leden van het bestuur. Geen straf wordt uitgesproken tegen de
bestuurder van wie blijkt, dat het feit buiten zijn toedoen is
geschied.
Artikel 17.
Het voortzetten der werkzaamheden in een inrichting als
bedoeld in artikel 1, voor de oplichting waarvan geen vergun-
ning is verleend, of ten opzichte waarvan de vergunning over-
eenkomstig het bepaalde in artikel 14 is ingetrokken, wordt
door het Bestuurscollege verboden en zo nodig wordt de ‘inrich-
ting gesloten of worden de daarin aanwezige werktuigen ver-
zegeld....”
|
|
5 |
|
“...gen, behalve de feiten straf-
baar gesteld in het tweede en derde lid van artikel 20, welke
worden beschouwd als misdrijven.
Artikel 19.
1. Met het toezicht op de naleving der bepalingen van en
het opsporen van de feiten, strafbaar gesteld bij deze eilands-
verordening, zijn belast de ambtenaren, genoemd in artikel 8
van het Wetboek van Strafvordering voor Curasao.
2. Zij hebben te allen tijde vrije toegang tot alle plaatsen,
waar redelijkerwijze vermoed kan worden, dat in strijd met deze
eilandsverordening wordt gehandeld.
3. Wordt hun de toegang geweigerd, dan verschaffen zij
zich die desnoods met inroeping van de sterke arm.
4. Is de plaats tevens een woning, of alleen door een wo-
ning toegankelijk, dan treden zij deze tegen de wil van de be-
woner niet binnen, dan op algemene of bijzondere schriftelijke
last van de Officier van Justitie. Van dit binnentreden wordt
door hen proces-verbaal opgemaakt en binnen twee maal vier
en twintig uur aan degene, wiens woning is binnengetreden, in...”
|
|