1 |
 |
“...mochten Engelschen ge-
bieden en Afrikaanders onder hun gezag leven, op het met zijn
bloed betaalde binnenland had enkel recht de Boer.
De leden der Maatschappij verkozen een volksraad en richtten
drie drostdijen in. Zij waren hun eigen autoriteiten niet bijster ge-
hoorzaam; de landdrost van Pietermaritzburg, Jacobus Nicolaas
Boshoff, legde er spoedig het bijltje bij neer.
Als opvolger van Sir Benjamin d’Urban was in Januari 1838
aan de Kaap een nieuwe gouverneur opgetreden, een veteraan uit
de Peninsular War, generaal Sir George Napier. Lord Glenelg,
vóór hij Napier benoemde, had zich van diens instemming met de
negrophile denkbeelden overtuigd. Terwijl Lord Glenelg in 1836
de inlijving van Natal mijlen ver had verworpen1), verzette hij er
zich nu niet tegen, de Kaffers te gaan beschermen tegen de uit-
roeiing waarmede zij werden bedreigd door het ongeoorloofd
(unwarranted) verblijf van zekere Kaapsche emigranten. Zoo
x) Hiervóór, bl. 177....”
|
|