1 |
|
“...G
FEESTELIJKE INTOCHT.
Aan de uitvoering dezer wet werd oogenblikkelyk de hand
gelegd, en niet zonder moeielykheden, want er was veel
bekwaamheid noodig om het jachthuis der zeventiende
eeuw te vormen tot een statig paleis voor een Koninszoon
en eene Tsarendochter. De bouwmeesters Jan de Greef en
Zeger Reyers voorzagen achtereenvolgends hierin, en de aan-
leg van het park werd aan den in dat vak zoo beroemden
Haarlemmer, den heer Zocher toebetrouwd.
De Prins van Oranje was middelerwijl naar Petersburg
gereisd, waar hy in het huwelyk trad met de Keizerlyke
Grootvorestin Anna Paulowna, de twintigjare zuster van
Alexander den Gezegende.
De Meimaand van 1818 was bepaald om het nacionaal ge-
schenk zijn bestemming te doen erlangen, en Soestdijk zou
dan het feest der eerste komst van den Prins en de Princes
van Oranje vieren.
Nog was de arbeid aan het Vorstelyk lustverblijf niet
volbracht, toen de een-en-twintigste Mei 1818 daar was,
en de Hooge Eigenaars hun feestelyken intocht kwamen
doen....”
|
|
2 |
|
“...48
PRENS FREDERIKS VERKLARING.
van Hoogstdeszelfe doorluchtigen vader, om hem de loopbaan
der Trompen en De Ruyters te doen omhelzen.
Prins Frederik, het woord nemende voor zijn jeugdigen neef,
verklaarde, dat, zoo hy-zelf op reeds meer gevorderden leeftijd
tot dit vak, van ouds de roem van Nederland, gekomen, al
dadelyk een hoogeren rang had aanvaard de jeugdige
zoon zijns Koninklyken broeders alle rangen zou doorloopen ;
ja dat de bodem der Van Speyk, waarop hy zich thands be-
vond, hem wellicht als Adelborst zou ontfangen.
Een onvergetelyk oogenblik voor een voor grootsche en
edele indrukken hoogst vatbaar kinderlyk gemoed, waar het
goede zaad steeds een willigen akker vond. Het moet voor
Prins Hendrik onuitwischbaar zijn geweest: de in krachti-
gen eenvoud opgevoede knaap moet hier hebben gevoeld
dat, zoo hy de eerste Prins uit het roemruchtig Huis van
Oranje-Nassau was die de loopbaan der Trompen en De
Ruyters zou betreden, zulks hem verplichtingen oplegde,
waaraan hy niet dan door...”
|
|
3 |
|
“...Y.
De Zeeuw, in 1826 gebouwd, was een der grootste Neder-
landsche linie-schepen, en daardoor byzonder geschikt om
een jongen zeeman te bekwamen voor zijn vak. Het voerde
in de bovenste laag twee-en-dertig stukken geschut van
zes-en-dertig pond, en in de onderste een gelijk getal dertigpon-
ders, benevens nog een aantal andere stukken, gezamend-
lyk ten bedrage van twee-en-tnegentig, en had, naar de
toenmalige nieuwste wijze van scheepsbouw, een ronden
spiegel.
De Prins was er geen vreemdeling. Den negen-en-twintig-
sten September 1831 had zijn vader, vergezeld van diens
broeder Frederik en Prins Adalbert van Pruissen, hem met
zijn goeverneur, den Kapitein-Luitenant Arrins, aan boord
gebracht, terwijl het op de Schelde lag ter versterking der
flotielje voor Andwerpen. Thands lag het, onder kommando
van den Kapitein-ter-Zee Rijk, met de brik De Snelheid ter
reede van Texel, en begroette op den twintigsten Mei met
een-en-twintig eereschoten een Vorstelyke sloep die van het
Nieuwe-Diep kwam...”
|
|
4 |
|
“...VIII.
Na de niet geringe vermoeienissen, verbonden aan een
ruim anderhalfjarige reize, die niet minder land-dan zeetocht
kon heeten, mocht er thands wel eenige rust worden genoten,
hetgeen >s Princen bevordering nochtans niet in den weg
stond: by besluit van den twaalfden Juny 1839 werd hy tot
Kapitein-Luitenant ter Zee benoemd.
Nu werd het wer tijd om de verdere oefening in zijn vak
voort te zetten, den kring zijner kennis uit te breiden.
In het begin van September lag in de haven de oorlogs-
bodem De Rijn, weleer vier-en-veertig vuurmonden voerende,
thands herschapen in een fregat van vier-en-vijftig stukken.
Men had het op de sleephelling gezet, midden doorgezaagd,
en er een el of tien tusschen-in gevoegd, zoodat het nu een
voor dien tijd zwaar en sterk fregat was. Den zevenden
September lag het op de reede, bestemd voor een reis naar
de Middellandsche Zee. De bestendige afwisseling van sche-
pen en het verkeer op dezelven is voor zeelieden een onge-
meene prikkel om den naijver op te...”
|
|