1 |
|
“...wiens dagboek de bovenstaande
regelen ontleend zijn daarenboven vier met levensmid-
delen, zoodat onze gansche karavaan, ons zelven niet mede-
gerekend, uit acht en dertig personen bestond. Op die wijze
hebben wij bijna twee duizend engelsche mijlen afgelegd, en
gedurende al dien tijd geen noemenswaardig oponthoud of
tegenspoed ondervonden; steeds troffen wij de dragers op de
bestemde plaats, en de vertraging, die somtijds plaats vond,
was onbeduidend, liet zich als het ware voorzien, en gaf
meer stof tot scherts en vrolijkheid dan tot bezwaar.
Daar de reis door het Britsch bestuur werd bekostigd, vor-
dert de dankbaarheid dat wij den lezer onze uitrusting meer
uitvoerig beschrijven.
Wij hadden voortreffelijke palankeins, voorzien van ma-...”
|
|
2 |
|
“...naauwernood lang genoeg is om er
rechtuit in te kunnen liggen. Men wordt bestendig geschud;
de dragers verwisselen ieder oogenblik van schouder, en
verpoozen telkens elkander. Behalve deze blijvende kwaal,
heeft men overdag de hitte te verduren, en des nachts de
koude van het klimaat, waarbij dan nog komt de stank der
toortsen, die, van oud katoen en linnen gemaakt, voortdurend
met olie worden bevochtigd, en door de dragers steeds aan
de windzijde worden gedragen.
Maar de grootste plaag is het stof dat van den weg op-
waait, waarbij vooral niet mag worden vergeten het akelig
steunend, klagend geluid dat de dragers maken om in de maat
te loopen. Behoeft men slechts een korten weg af te leggen,
dan mag deze manier van reizen uitmuntend worden gehee-
ien; is het traject daarentegen lang, dan wordt het een we-...”
|
|
3 |
|
“...geheugen gewischt.
Onder den rollenden galm van een Koninklyk saluut ter
eere van den Prins, verlieten de reizigers in den namiddag
van den dertigsten December Lucknouw, door den dokter
voorzien van grove wollen slaapmutsen, met de noodige
aanwijzing hoe die te gebruiken, want het was scherp koud.
In een kale, dorre vlakte, waar, ofschoon slechts op zes-
entwintig graden noorderbreedte gelegen, vinnige koude
heerschte, en de van het Himalaya-gebergte uitschietende wind
zoo onophoudelyk wolken van stof en zand en dorre bladeren'
deed opwervelen, dat de anders wolkenlooze hemel er door
verduisterd, en de omtrek reeds op weinige voeten afstands
onzichtbaar was, werd de nieuwjaarsdag van 1838 op een halte
1 De afbeelding van een zevental dezer fanatieke ellendelingen vindt
men in Cassells History of India, II. 43....”
|
|
4 |
|
“...vergadering geroepen.
Het regeeringslichaam is samengesteld uit een Prezident, met
den tytel Minister van Staat, en drie leden, Direkteurs-gene-
raal, waarnevens ten volgenden jare nog een Staatsraad
werd gevoegd. Bovendien was te s Gravenhage een Sekre-
tariaat gevestigd voor de Luxemburgsche zaken.
Het groothertogdom mocht derhalven erkennen dat er voor
zijn staatkundige zelfstandigheid zoovl was gedaan als in
die dagen mooglyk kon worden geacht.
En s Lands inwendige belangen, zedelyken zoowel als stof-
felyken, ervoeren evenzeer krachtige behartiging. Zijne uitne-
mende bekwaamheid als Scheepvoogd scheen Prins Hendrik
op den Regent te hebben overgebracht. Het roer van staat
hield hy met de zelfde scherpte in het oog als weleer het
scheepsroer, en met vastheid hield hy den eenmaal gekozen
koers....”
|
|
5 |
|
“...ingenieur Rouwenhorst-
Mulder, en gaf bevelen om die uit te voeren, ook nadat hem
gebleken was dat de geraamde kosten, door het gemis aan
grondstoffen, aannemers, en kundige werklieden te Port-Sad,
aanmerkelyk overtroffen zouden worden. 1 Den twintigsten
Juny 1874 aangevangen, zijn de werken grootendeels in Sep-
tember, en geheel in November 1876 voltooid,r zoodat het
Hotel dr Nederlanden den eersten December van dat jaar
kon geopend worden.
Niet alleen had de Prins vastgesteld dat al wat aan bouw-
stof,meubelen, enz. noodig was, in Nederland moest worden ver-
vaardigd en met Nederlandsche zeeschepen aangevoerd, hy
wilde ook het beheer en toezicht niet opdragen dan aan
Nederlanders. a
En zoo staat dan het Nederlandsche Handelsetablissement
te Port-Said aan het Groot Bassijn Ismal, tusschen het
Arsenaalbassijn en het Bassijn Sjeriefvoor de oogen van
landgenoot en vreemdeling daar in Egypte, als een grootsch
1 Witkamp.
a Alleen het timmerhout voor balklagen enz. is gedeeltelijk uit Triest,
ge...”
|
|
6 |
|
“...staf, werd
door Kamerheeren en onderofficieren naar binnen gedragen,
door den Koning, de hem vergezellende Princen, en den
verderen stoet gevolgd. Aan den ingang des'grafkelders
werd zy op een baar geplaatst, waar tegenover de Koning
stand hield, met de Princen en de overige personen een
breeden kring vormende.
Toen nam de hofprediker Van Koetsveld het woord, en
Sprak:
Het is een heilige grond, broeders! waarop wy staan, de
heiligste in het Vaderland. Want hier, onder onze voeten,
spreekt het stof der dooden. Het fluistert ons de geschie-
denis toe van Nederland, van Nederland en Oranje. Van
den edelen Zwijger af, rusten zijne Vorsten hier. Twee
slechts in den vreemde: de een als Koning, de ander als
balling, de eerste als getuige van Nerlands grootheid, de
laatste van zijn val en zijne opstanding.. En gantsch die
vaderlandsche geschiedenis, in doodsbeenderen predikt ons :
Zoo gaat de waereld voorbv God-alleen is groot. :
Ook deze spreker herinnert aan den edelen aart en den
rijken arbeid...”
|
|