1 |
|
“...
patricir Mr. Jacob de Graeff verklaarde geliedet, vercoft, op-
gedragen en quytgeschouwen te hebben aen en ten behoeve
van Zyn Hoocheid den Heere Prince van Oranje een hofstede
met zijn bepotinge en beplantinge en alle t gene aerd- en
nagelvast is, gelegen aen Soestdijck, is de naam van dit
heerlyk landgoed aan dien van byna alle volgende Oranje-
vorsten, soms zelfs ten innigste, verbonden geweest.
Door zijne hooge bezitters allengs, hetzij by koop, hetzij by
schenking van Utrechts dankbare Staten, tot een aanzienlyke
plek gronds uitgebreid, werd het in 1795 door de Bataafsche
Republiek tot staatsdomein verklaard, maar vervolgends in De-
cember 1810 door Lodewijk Napoleon als Koninklyk Slot
in bezit genomen. Met de inlijving by Frankrijk werd het
Keizerlyk domein, met al de aankleve van verwaarloo-
zing aan de eene, van winstbejag aan de andere zijde.
Maar 1813 kwam en Nederland en Oranje werden her-
steld; en 1815 volgde en Oranje en Nederland waren ge-
wroken. Zooals eenmaal een Prins...”
|
|
2 |
|
“...SOESTDIJK
5
gemeen overleg der Staten-Generaal, en overeenkomstig der-
zelver voorstel, goed gevonden hebben en verstaan te bepa-
ln, zoo als bepaald wordt bij dezen:
Abtikel 1.
Het domein van Soestdijk, met alle deszelfs ap- en depen-
dentin wordt in naam van het Nederlandsche volk aan
Onzen beminden Zoon, den Prinse van Oranje, Opperbevel-
hebber van het nationale leger, afgestaan en opgedragen, om
door Hem en Zijne afstammelingen, in vollen eigendom en
patrimoniel goed te worden bezeten.
Abt. 2.
Het tot voorschreven domein behoorend jagtslot zal ten
koste van den lande in bewoonbaren staat gebragt en ge-
meubileerd worden.
Abt. 3.
Er zal, mede ten koste van den lande, in het domein van
Soestdijk eene gedenkzuil worden opgerigt, ter bijzondere
vereering van den moed, in de hardnekkige verdediging der
positie bij les quatre bras zoo luisterlijk ten toon gespreid.
Lasten en bevelen dat deze wet in het Staatsblad worde
gedrukt, en dat de ministeriele departementen, die zulks
aangaat, voor...”
|
|
3 |
|
“...8
BRAND TE BRUSSEL.
de bepalingen der toenmalige staatsregeling hielden Koning
en Staten-generaal zich dat jaar te Brussel op, en derwaart
begaf zich nu ook de Prins van Oranje met de zijnen.
De rechter vleugel van het aloude Hof van Brabant, waar
het machtig woord zijns grooten Voorzaats, den onsterfely-
ken Zwijger, zoo dikwerf beslissend gegolden had, was daar
tot zijn paleis ingericht.
Zoo liefelyk als de herfst was geweest, zoo fel werd de
winter. Reeds met het einde van November kwam de vorst,,
die zich by voortduring' met scherpte gelden deed, vooral in
het laatst van December met snerpenden wind.
Daar klonk in de nanacht tusschen Donderdag en Vrijdag
den acht-en-twintigsten en negen-en-twintigsten December
plotselyk de angstkreet brand! Te sterke verhitting der
verwarmingsbuizen had een ontploffing veroorzaakt, en bin-
nen weinige minuten sloegen de vernielende vlammen het.
paleis des Princen van Oranje uit.
Naauwlyks meer dan tijdig werden de bewoners gewekt
en gewaarschuwd, en...”
|
|
4 |
|
“...EM.
Zelf een huis van opvoeding te doen bouwen en met zorg
inrichten, waarin, op niet te grooten en niet te kleinen af-
stand van zijn Hof, zijne zonen met een uitgelezen schare
wakkere knapen uit andere huisgezinnen door een keur van
bekwame en verstandige mannen zouden worden onderwezen
en opgevoed dat scheen hem het wenschelykst toe. Maar het
was een wetisch, aan wiens vervulling hy niet denken
mocht. Naijver maakte Noord- en Zuidnederland gelijk de
dwang bewijst die aan het Hof, aan de Staten-generaal, aan
de Hooge staatskollezin werd opgelegd, om telken jare beur-
telings van Brussel naar s Gravenhage, van s Gravenhage
naar Brussel te verhuizen zeer gevoelig voor elke voor-
keur, aan het eene of andere deel des Rijks bewezen; en de
Prins van Oranje moest alles vermijden wat deze lichtge-
raaktheid zou kunnen kwetsen.
Zoo zag hy zich, zijns ondanks, verplicht om het stelsel
van huis-onderwijs te volgen, en zijne zonen onder zijnper-
soonlyke leiding op te voeden aan zijn eigen Hof...”
|
|
5 |
|
“...oudsten broe-
ders als Koning Willem de Derde, oefenden een beslissenden
invloed op Prins Hendriks volgend leven uit.
Zijn werkelvke loopbaan als Zeevoogd, waartoe zijn geheele
opleiding had gestrekt, werd thands gesloten, en in een geheel
daarvan verschillende richting zou hy thands zijn weg nemen.
Toch was dat verleden rijk in vruchtbaarheid geweest
voor die toekomst. Voorzeker eischt het roer van staat een
geheel andere hand dan het scheepsroer, maar zijne veel-
vuldige reizen, in allerlei staten en onder allerlei volkeren,
waren zijner kennis van menschen, zaken, en toestanden in
rijke mate bevorderlyk geweest. Men behoeft de geschriften
Hes Heeren Arrins slechts te doorbladeren, om te zien hoe
deze bekwame leider een vijand was van oppervlakkige waar-
nemingen, en hoe gaarne hy verschillende toestanden met
elkander vergeleek. De vatbare, rustige leerling vond hier hy
den meester een voorbeeld, dat op zich-zelf reeds aantrek-
kelyk was voor zijn opmerksamen en gaarne nadenkenden
geest...”
|
|
6 |
|
“...waarme Napoleon te rekenen
had was Pruissen. De Koning-Groothertog had den Pruissi-
schen Gezant Graaf Perponcher s Keizers aanzoek tot afstand
tegen geldelyke vergoeding megedeeld, en Koning Wilhelm
verklaarde zich ten stelligste tegen de berekening van Napo-
leon, die zich op deze wijze een eerste stacion dacht te
verschaffen op den weg naar Duitschland of naar Belgi. De
kabinetten en de dagbladpers namen de zaak in behandeling.
Oorlogzuchtige kreten gingen onder de bevolking der beide
groote Staten op, en het was volstrekt niet zeker of het
kleine Land er zijne zelfstandigheid niet by zou inboeten.
Graaf Bismarck wilde nochtans zon min als het daartoe nog
niet gereede Frankrijk den oorlog 'en zoo gaven beiden
gehoor aan het voorstel van Busland, om aan eene konfe-
rencie der Groote Mogendheden de beslissing op te dragen.
Prins Hendrik had inmiddels niet stil gezeten. In over-
eenstemming met den Koning-Groothertog had hy de
Luxemburgsche regeeringsleden op den twee-en-twintigsten
Maart...”
|
|
7 |
|
“...zich gedurende het stadhouderschap van Prins Hendrik
zedelyk en stofelyk ontwikkeld. Met geestkracht heeft de
Prins tallooze' moeielykheden overwonnen. Ons gelukkig
Vaderland bloeit. Alle verschillen zijn uitgewischt dor s
Vorsten verzoenende inborst, en de openbare hehandeling
van zaken getuigt van eene eendrachtige samenwerking:
een dubbel blijk dat het doel, hetgeen de Prins en zijne
raadslieden zich hadden voorgesteld, is bereikt: Luxemburg
gevoelt zich in zijn bescheiden plaats onder de Staten ge-
lukkig, en zou met geen grooter willen ruilen. 1
Een niet minder vereerend getuigenis, den volgenden avond,
uit den mond eens vreemdelings. s Woensdags morgens had
Woorden van den Heer Lessen, Voorzitter der Luxemburgsche Kamer....”
|
|
8 |
|
“...er vooral overheen sloegen, waren
namelijk die van een erfenisstrijd, een ver-
schijnsel, dat een soort natuurwet schijnt te
zijn, waaraan ook vorstelijke geslachten zich
moeten onderwerpen.
Het Paleis was oorspronkelijk een particu-
liere woning, bekend als het Huis van Brand-
wijk, dat, niet lang na den dood van den
grooten Zwijger, in 1584, door de Staten van
Holland werd gekocht en ingericht tot ver-
blijf voor s Prinsen weduwe, Louise de
Coligny, die er met haar vier stiefdochters
en haar zoon, Prins Frederik Hendrik, haar
intrek nam. Van een bruikleen kwam een
schenking: na het sluiten van het Twaalfjarig
Bestand in 1609 boden de Staten het de
vorstelijke familie in eigendom aan, zulks als
erkentelijkheid voor het groote aandeel, dat
juist en vooral de laatste gemalin van den
Vader des Vaderlands in den loop der zaken
had genomen. Frederik Hendrik liet daarop
het Paleis voor zijn moeder verfraaien en uit-
hreiden, o.a. met een grooten tuin, en aldus
bleef het in het bezit der Oranjes...”
|
|