1 |
 |
“...rouwde.
Op den avond van den sterfdag werd het allen, die tot het
dienstpersoneel op Walferdingen behoorden, gegund om nog
eenmaal het gelaat te aanschouwen van den hun zoo dier-
baren ontslapene. En zy allen, van den Hofmaarschalk tot
den minsten daglooner, stonden ten zeven ure om het doodbed
geschaard. De Prins lag daar als of hy sliep: de dood had
niets aan zijne kalme, edele trekken veranderd; slechts de
witte bloemen, door de vereering der liefde op de zijn ver-
stijfde leden dekkende sprei gestrooid, herinnerden dat de
adem der verwelking daar over die-sponde was gegaan.
De Vorstelyke weduwe de jonge troostelooze! werd
nu binnengeleid, en knielde, zacht snikkende, aan het hoofd-
einde van het bed. Toen nam de Evangelische leeraar Neu-
marcker het woord, en op plechtigen toon riep hy uit naam
van allen, die hier, als kinderen om het sterfbed van hun
aller vader geschaard stonden, den gestorvene een eeuwig
vaarwel toe. In moeielyk bedwongen snikken, in trillende
zuchten uitten zich...”
|
|