| 
          
            | 1 |  | 
 “...DE 0EANJEZ0N TE TOSSABI. D BEOMO.
49
Reeds den zeventienden Juny werd de reistocht langs den
goed onderhouden en dikwerf fraai belommerden grooten
weg voortgezet over Probolingo  met nu en dan een uit-
stap landwaart in  naar Pasoeroean.
Een zware regen en bovendien een lichte verkoudheid
van den Prins beletteden voor het oogenblik om den Bromo
te bezoeken. Toch werd eenige dagen later een rit naar
Tossari gemaakt, en ook hier, op de noordwestelyke helling
van het Tengger-gebergte, meer dan vijf-duizend voeten bo-
ven de oppervlakte der zee, op een plaats waar in den regel
de nevelen heerschen, verloochende zich de tradicie der
Oranjezon niet. Toen de Prins in den daar getimmerden pa-
sangrahan kwam, was de lucht als naar gewoonte betrok-
ken, doch langsamerhand dreven de wolken uit-een, en ver-
toonde zich de landstreek in haren vollen luister. De stralen
der ondergaande zon spiegelden zich in de meiren en wa-
teren der weelderige valei, waar hier n daar de wit ge-
pleisterde fabrieken...”
 |  |  |  
            | 2 |  | 
 “...dagen hoofdverblijf gehouden op de hoofd-
plaats Semarang  eigendlyk een rustelooze rust. Ook hier
werd den Prins verzocht om den eersten steen te leggen en
den naam te geven aan de in aanbouw zijnde citadel, hetgeen
weder met de daartoe behoorende feestelykheden plaats vond.
Het fijn-gevoelend hart, dat eerst den naam des grootvaders
had genoemd, sprak nu dien zijns beminden vaders uit, en
alzoo heet het fort te Semarang Prins van Oranje.
Daarna  onder andere belangrijke merkwaardigheden 
een rit haar Manggar en naar Poerwodadi. By de perste
plaats vertoonde zich het zeldsaam verschijnsel van het hei-
lig vuur Mer Api: midden in de lage landen is een plekje
grond, waaruit de vlam slaat en steeds doorbrandt, zoodat,
wanneer het onder water staat, de vlam aan die plaats als
op het water drijft.
By de tweede plaats ligt eene niet slechts boomlooze, maar
zelfs graslooze, duistere, zwarte vlakte, enkel modder. Op
misschien twintig plaatsen te gelijk zien we reusachtige bla-
zen of bellen van...”
 |  |