1 |
|
“...56
TE DJOKJOKARTA.
Minder gunstig was het oordeel over de Rijksgrooten,
voornamelyk over de onafhankelyke Princen: mocht men
hun meer zelfstandigheid kunnen toeschrijven zij waren
op verre na niet op die trap van beschaving en opvoeding
als die van Solo.
Evenwel was de eerbiedige vereering van Djokjokartaas
Hof niet minder.
En dat kon ook niet anders.
De fijne, zachte blik van den Nederlandschen Vorstentelg,
dat weekblaauw kristal vol innige diepte, te sprekender by
zijne edele gestalte, zoo goed uitkomende in de schilderachtige
zee-uniform, moet noodwendig op de donker-oogige Insula-
ners een eigenaartigen, aangrijpenden indruk hebben gemaakt.....”
|
|