1 |
|
“...opvoeding, dat alle Nederlandsche huisvaders zich daaraan
mogen spiegelen en er zich naar richten.
Tot zijn leedwezen vermocht hy er nochtans geen volkomen
gevolg aan te geven, maar werd hy gedwongen daarmede
terstond een weg in te slaan, lijnrecht strijdig met dien hy
voorden beste hield.
Hy was een bepaald voorstander van wat men publieke
opvoeding noemt, waarby de zonen van verschillende
huisgezinnen vereenigd zijn tot verkrijging van kennis in
de zelfde leerschool, en tot vorming van het karakter in een
gemeenschappelyk opvoedingsgesticht. Hy kleefde de leer
aan dat kinderen met kinderen, knapen met knapenjonge-
lingen met jongelingen daaglyks moeten omgaan, om reeds
door kinderkennis tot menschenkennis te komen; om in be-
spotting van kameraden het beste geneesmiddel te vinden
tegen stugheid en opvliegendheden en allerlei eigenwaan;
om inschikkelykheid en hulpvaardigheid te leeren; om zich
te gewennen gevatheid aan voorzichtigheid te paren in de
samenleving met en woord: om dien m...”
|
|
2 |
|
“...Vaderland onder zeil.
Met betrokken lucht en graauwe regen ankerden de beide
schepen in den namiddag van den zeven-en-twintigsten
September op Texels re. Maar ondanks den grijzen hemel
was er zonneschijn in Prins Hendriks harte: na een afzijn
van zeven maanden betrad nu zijn voet weder den Vader-
landschen grond, en onmiddelyk spoedde hy zich naar Soest-
dijk, waar een gelukkige moeder en een gelukkige zoon el-
kander met tranen van de blijdste ontroering aan het harte
klemden.
Met een blik op het karakter van den jongen Vorst, be-
hoeft men niet te vragen welk voordeel hem deze zeereis
had aan gebracht: zijn rustig opmerksame geest, zoo voortref-
felyk geleid door zijn zich zijner zware taak ten volle bewusten
goeverneur, had er een schat van menschen- en zakenken-
nis by opgedaan, en hy verwerkte dat grondig voor zich-zelf....”
|
|
3 |
|
“...NAAR CURASAO.
31
gekommandeerd, terwijl hy persoonlyk aan het roer stond*
totdat het vaartuig aan de reede ankerde.
Een feestelykheid op Zondag den vijfden July had een
byzonder karakter: de nieuwgebouwde kerk der Hervormde
gemeente te Paramaribo werd op dien dag ingewijd, en de
aanwezigheid des jeugdigen vertegenwoordigers van het be-
minde Vorstenhuis droeg niet weinig by tot verhooging der
godsdienstige plechtigheid. De innemende jongeling won het
hart van allen die met hem in aanraking kwamen, en er was
liefde in de vereering waarme de bevolking tot hem opzag.
Alom en by voortduring getuigde de bejegening van zoo-
veel innige hartelykheid, dat de Prins zich op de door hem
den zesden July gegeven afscheids-audincie weemoedig
gestemd gevoelde. De tranen, welke bij die gelegenheid langs
de wangen van den Vorstelijken jongeling vloeiden, waren
de welsprekendste getuigen van hetgeen zijn edel hart toen
gevoelde.
By het vertrek naar boord weder ter Steenen Trap geko-
men, sprak de Baron van...”
|
|
4 |
|
“...schepen, bestemd voor oefeningstochten. Drie
daarvan, de Prins van Oranje, de Sambre, en de Juno waren
bestemd naar de Middellandsche zee, onder bevel van Prins
Hendrik.
Den vierden July staken zy gezamendlyk in zee, en reeds
den negen-en-twintigste ankerde het smaldeel des Princen
in de baai van Gibraltar, vanwaar men drie dagen later naar
Malta stevende
Na het vertrek van Malta 17 Augustus had de Prins
een voor zijn gevoel hoogst stuitende taak te verrichten.
Het doorgaand beminnelyke van zijn karakter, zonder dat
dit het minst aan zijn rang en waardigheid te kort deed,
had ten gevolge dat de bemanning hem op het innigst aan-
hing en hem met liefde en lust gehoorzaamde en diende.
Dit voorkwam in den regel op s Princen bodem lijfstraf,
waartegen hy reeds als Adelborst een sterken afkeer
koesterde.
Thans echter mocht de handhaving der wet niet achter-
wege blijven. Drie schepelingen hadden zich zonder verlof
van boord verwijderd, en waren acht dagen op het eiland
gebleven. By dit vergrijp sprak...”
|
|
5 |
|
“...Garnier-Valletti ingezon-
den. Zy wekte in hooge mate s Princen bewondering; voor
een niet onbelangrijke som deed hy ze aankoopen en gaf
ze toen aan Linnaeus ten geschenke, om te kunnen dienen
by het onderwijs.
Vermocht hy t hy bevorderde ook den roem derNeder-
landsche bloemkweekerijen in het buitenland. In Augustus
des zelfden jaars gaf de drie-honderdste verjaardag van Ru-
bens aanleiding dat teAndwerpen twee bloemententoonstel-
lingen werden gehouden. Ofschoon geen van beiden een
internacionaaj karakter bezat, ontfing de Nederlandsche
Vereeniging ter bevordering der belangen van Nederlandsche
inzenders op internacionale tuinbouwtentoonstellingen
waarvan Prins Hendrik Eere-voorzitter was aanzoek om
daartoe de deelneming hier te lande op te wekken. De Ver-
eeniging, daaraan gehoor gevende, wendde zich ook tot haren
Eere-voorzitter, en deze bleef niet achterlyk, maar trad
weder veeleer aan de spits, en zond uit zijn prachtige ver-
zameling planten eenigen der schoonste en zeldsaamste exem-
plaren...”
|
|
6 |
|
“...Augustus Nerlands nacionale feestdag weleer tij-
dens de regeering zijns grootvaders 1 werd hem de
eerste dag eens nieuwen levens.
Aan het Hof te Berlijn was hy geen vreemde, en zijn per-
soonlyke eigenschappen hadden hem ook daar de genegen-
heid verworven van allen die met hem in aanraking kwa-
men. Dit bleek op de treffendste wijze na zijn te vroegen
dood. De onverwachte tijding daarvan bracht by de ge-
heele familie een schok te weeg, en Keizer Wilhelm sprak:
Ik heb omtrent zijn persoon en karakter altoos zveel
goeds gehoord, dat het naar mijne verwachting zeer veel
moeite zal kosten om Princes Marie eenigzins te troosten.
Princes Marie Elisabeth Louise Frederike was de dochter
van Prins Frederik Karel, broeders zoon van den Keizer, een
jonge, bevallige Vorstin, wier vriendelyk zacht-blaauwe
oogen de edele en tedere hoedanigheden harer echt vrouwe-
lyke ziel te lezen gaven. Zy was den veertienden September
1855 geboren, en er bestond alzoo groot verschil in leeftijd,
doch geenszins in...”
|
|
7 |
|
“...Zoo ooit van iemant van Prins Hendrik geldt het zon-
dr het minste voorbehoud: Zijne daden zijn de openbaring
van zijn karakter; zijn arbeid is de afspiegeling van zijn
gemoedsbestaan; die schijnbaar gesloten man was door zijne
handelingen de verpersoonlykte openhartigheid.
Hy was niet jong meer zeide hy in de lente van 1877.
Maar dat rustig gemoed was van te veel liefde vervuld,
dan dat het ooit had kunnen verouden. Wie den bodem
zijner ziel had kunnen peilen, zou er eeh tintelende bron
van geestdrift hebben gevonden, die nochtans door de veel-
heid harer kanalen getemperd werd, en daardoor een opper-
vlakte van slechts zacht glansende kalmte vertoonde.
Hy had een hart voor de menschen en voor den mensch,
en hy waardeerde dien in iederen rang, in eiken stand. Dat
was zijn punt van uitgang; zijn doel of, beter, zijn
ideaal menschengluk.
De vorige bladzijden hebben ons dat geleerd; in de open-
geslagen bladen van zijn levensboek hebben wy dat gelezen.
Het is alzoo niet de blinde vereering...”
|
|