1 |
![](https://dcdp.uoc.cw/content/AA/00/00/07/53/00001/NL-0200050000_UBL10_00222_0109thm.jpg) |
“...sleepte De Rijn de Dar-
danellen binnen, en den achttienden April viel voor Galata,
aan de haven Konstantinopel, het anker.
Wanneer men van-hier-uit den blik laat weiden over den
omtrek die zich amfitheatersgewijze verheft, dan moet men
erkennen dat de Grieksche Keizers blijk gaven van een goe-
den smaak, toen zy dit punt tot hunne rezidencie uitkozen.
Niet alleen de stad, maar ook de oever aan de overzijde rijst^
met een zachte helling, die met steden en dorpen bedekt is.
De Bosforus, de berg Ida, het serail, de moskee van Sofia
met hare vier slanke minarets, of die van Achmed die er
zes heeft; de groote witte gebouwen met grijze koepeldaken
en vergulde toppen of halve manen, zijn even zoovele pun-
ten die het oog byna onafgebroken boeien, terwijl met die
schitterend bonte kleurenpracht het lommer der cypressen-
bosschen, die in en om de stad liggen, liefelyke rustpunten
vormt. 1
In de haven heerscht een levendige drokte, vooral door de
onophoudelyke beweging der kaken, kleine roeivaartuigen...”
|
|