| 1 |
 |
“...III.
In den vroegen morgen van den zes-en-twintigsten Juny
stonden de koetsen gereed, waarme de Prins zijn eigendlyken
hoofdtocht zou aanvangen tot kennismaking met Javaas
binnenlanden.
Nog den zelfden dag werden de bouwvallen van Modjopa-
hit bezocht, de eenzame overblijfselen van de hoofdstad des
eenmaal zoo machtigen rijks van dien naam, in 1478 onder-
gegaan.
Alles was er begroeid en verweerd. Kolommen, steenklompen,
wanden, kornissen, gden, en altaren liggen er door-een.
De hand des tijds heeft in het stille woud, waarin de mo-
numenten gelegen zijn, veel vernield, maar niet den krach-
tigen groei der waringienboomen, wier wortelen zich door
elke spleet en scheur hebben doorgewerkt, en in waarheid
voor elk gebouw van rivier- of metselsteen even geducht
zijn als het breekijzer of de moker en t houweel. De apen,
de oude vrienden der Hindoes, en de geboren hartstochte-
lyke beminnaars van bouwvallen, oude vijvers, graven, en
verlaten menschelyke woonplaatsen, hebben ook op deze plek
hun...”
|
|