Your search within this document for 'Java' resulted in twelve matching pages.
1

“...land. Terugkomst. Naar West-Indi. Te Paramaribo. Naar Curasao. Terugreis. Feest, te Soestdijk. Lidmaat der Hervormde, Kerk. .Zee-officier en Gezagvoerder............................. 37120. Te Rio-de-Janeiro. Ontfangst op Java. Op Makasser. Op Celebes. Op Amboina. Op Banda. Te Soerabaja en op Ma- doera. De Oranjezon te Tossari. De Bromo. Verblijf te Soera- baja. Modjopahit. Verdere Reis. Te Soerakarta. In den Dalem. Bouwvallen te Sbekoe., Bouwvallen te Brambanan Djokjokarta. Te Djokjokarta. De Rots der Bloemen. "De Zadelmoskee.___________Te Bator. De Doodsvallei. Tjandi Boro-Boedoer. Tjandi Moendoet. Te Ambarawa. Mer-Api. Modderwellen. Tjeribon. _______ Preanger Re- gentschappen. Te Batavia te rug. Afscheidsfeest te Batavia. Vertrek van Java. Van Riouw naar Poeloe-Pinang. Ziekte aan boord: Het feestmaal van Sint-Andries. Hoffelijk voorstel der . Engelschen. Het reizen in een Palakijn. De Tygerpas. De Hon- gersnood. By woning van een Durbar. Vertrek uit Lord...”
2

“...ONTFANGST OP JAVA. _ toespraak. Hy heette den Prins welkoom dn een land, den zorgen van eenen goeden en wijzen Koning waardig, alwaar de belangrijkheid van den grond gevenaard wordt door den kinderlyken eerbied van deszelfs bewoners voor den gelief- den Vorst, en derzelver gehechtheid aan het nooit te verge- ten Vaderland, in het midden eener schare van Nederlanders, die ook op eenen afstand van vier-duizend uren al de waarde gevoelen en er fier op zijn tot een volk te behooren, het- welk den ouden roem der Voorvaderen hernieuwende, m de laatste jaren door moed, volharding, en trouw aan Koning en Vaderland, zich een gevestigden naam onder de volkeren der bekende wereld verworven heeft. De blijde belangstelling in s Princen komst uitte zich in verschillende feestelykheden, waaronder een souper en bal, door de Rijswijksche sociteit De Harmonie gegeven, geens- zins een der minsten was. De voorzitter dier vereeniging bracht er aan den feestdiseh een dronk van liefde, eerbied, en dankbaarheid...”
3

“...vulkaan Lawoe, dwaalde men tusschen de prachtvolle puinhoopen eener geheimzin- nige eeredienst: terrassen, tempels, beeldwerk, van wonder- vollen rijkdom, half verloren tusschen hoog-opschietend gras, overdekt en doorgroeid van mosch, bloemstruiken, en slin- gerplanten, en overwelfd door het rijke loover van hooge tjemoroboomen. Over de heerlykste hoogten en laagten reden de reizigers vervolgends naar onderscheiden minerale en stikbronnen, en erkenden dat dit het schoonste plekje was dat ze nog op Java gezien hadden. Toch maakte, by de voortzetting der reize van Soerakarta naar Djokjokarta 8 July , een bezoek aan de bouwvallen van Brambanan geen minderen indruk. Overblijfselen van kolossale bouwgewrochten vertoonen er zich naar alle zijden aan den verbaasden, byna bedwelmden blik: tempels en pa- 1 Keizerin....”
4

“...eener middeleeuwsche doopvunt, met een groot verheven deksel er boven, de wonderbare overeenkomst voltooid. By het licht der fakkels is de betoovering volkomen. Thands werd de reis voortgezet naar het nog wel kleine, maar fraai aan de uitmonding der Koelawang in de Serajoe gelegen Banjoemaas, de hoofdplaats der rezidencie, vanwaar een uitstap werd gemaakt naar het niet minder schoon ge- legen Poerbolingo, aan de zuid-oostelyke helling van den merkwaardigen vulkaan Slamat, byna het middenpunt van Java....”
5

“...TE BATOR. DE DOODSVALEI. 59 Vervolgends ging de tocht verder langs den door djatiboo- men overlommerden weg naar Bandjar Negoro, dat vier- duizend voet boven de zee gelegen is, en waar men des nachts zeer goed een wollen deken kon velen. Scherper nog was de koude te Bator, xcals zes-duizend voeten hoog gele- gen, het hoogst bewoonde oord van Java. Des avonds zat men bij een groot vuur, en des nachts kon men niet slapen van wege de koude. Men vond des morgens ijs van een driegul- den dik, iets bijna ongelooflijks op Java. Het bestijgen, te paard, was moeielyk geweest nog moeielyker werd nu het afdalen, tien uren lang, maar men deed dit met genoe- gen om weder in de warmte te komen. By het overtrekken van het gebergte Djeng genoot men, onder de rijkste afwisseling der prachtigste natuurtooneelen, byzonder van het gezicht op de donker-appelgroene wateren van het Telaga 1 Mindjier, en nog meer van den veelkleu- rigen, door het weelderigst bergwoud omzoomden water- spiegel van het Telaga Warna...”
6

“...in omvang ver- minderen, totdat het geheel eindigt in een soort van koepel, ongeveer vijftien el in doorsnede. Zes of zeven trappen van trachiet-lava-steen leiden tot vier naar de hoofdwindstreken gekeerde poorten of ingangen, door steenen liggende leeuwen bewaakt. De muren die de terrassen ondersteunen, en waarvan de steenen niet door kalk of cement, maar slechts alleen 1 Een keurige beschrijving van dezen bewonderenswaardigen bouwval geeft Prof. Veth in het tweede deel van zijn voortrefelyk Java, Waarin diepe wetenschappelyke kennis en levendige populaire voorstel- ling met elkander om den voorrang strijden....”
7

“...aan beide zijden met het rijkste beeldhouwwerk ver- cierd, en hebben aan de buitenzijden nissen, waarvan ieder een meer dan levensgroot Boeddha-beeld, in zittende hou- ding, met de beenen kruiselings onder het lichaam, be- vat, ten getale van ruim vijf-honderd. De drie hoogste ter- rassen zijn kringsgewijze met koepelvormige gebouwen be- zet, waarboven, op het laatste terras, zich een kolossale koe- pel verheft, allen een zitttend Boeddha-beeld bevattende. In dit beeldhouwerk schijnt de kunst op Java haar hoog- sten trap te hebben bereikt: de zachtheid en regelmatigheid, gepaard met cierlykheid en keurigen smaak, zijn hier zoo gelukkig vereenigd, dat de tempels van Hindostan er by ten achter staan. 1 De tjandi Moendoet, een half-uur verder gelegen, eerst drie jaren te voren uit het bedelvend vulkaanzand van den Me- rapi opgegraven, werd nu onaanzienlyk door zijn geringen omvang, maar boeide toch de aandacht door de drie reus- achtige beelden, waar het gebouw rondom heen is opgetrok- ken, en...”
8

“...her- haalde toejuichingen van het aanzienlyk gezelschap met hoe- veel warmte daarin werd gedeeld. De Prins, zijn oprechte erkentenis betuigende, eindigde met de woorden: Het is my aangenaam ook in dit oogenblik mijnen dank hiermede te vereenigen voor alle blijken van attentie, zorgen, en beleefdheden, die ik heb mogen ontfangen gedurende mijn verblijf in Indi. Deindruk van mijn kortstondig doch belangrijk verblijf op Java zal nimmer uit mijn geheu- gen gewischt worden, en de voorspoed van Java my steeds ter harte gaan. Ik verzoek by dit vaarwel, aan Uwe Excel- lencie, en aan Java te mogen drinken het welzijn Uwer Ex-...”
9

“...VERTREK VAN JAVA. 67 cellencie, onder toewensching van alle geluk en zegen in des- zelfs bestuur, alle geluk voor hare familie en voor Javaas ingezetenen in het algemeen. Vier dagen later stond voor het hotel te Rijswijk het rij- tuig, dat den Vorstelyken bezoeker naar de plaats des ver- treks moest brengen. Het hartelyk afscheidswoord van den Goe- verneur-generaal werd door den Prins niet minder hartelyk beandwoord. Ik ben in dit oogenblik doordrongen sprak hy van hetgeen ik in een verblijf van ruim zeven maanden in de Oost-Indische bezittingen van Zijne Majesteit heb genoten en ondervonden. Ik heb van Uwe Excellentie, van alle rangen en standen menig blijk van welwillend- heid, liefde, en eerbied ontfangen, en het is my aangenaam dit te erkennen en te betuigen op het oogenblik dat ik mijne wenschen voor Uwe Excellentie, diens familie, en Javaas ingezetenen herhale. Ik bid Uwe Excellentie die met mijn afscheidsgroet te willen aannemen, en tevens ook over te willen brengen aan het volk...”
10

“...daardoor bemoeielykt. De Prins van Oranje had hem mege- deeld dat Prins Hendrik een brief had voor Lord Auckland, dien hy in persoon moest overgeven. De Heer Ross sloeg een reis in palankijns voor, waartoe hy bereid was om alle maatregelen van voorzorg te nemen. Na rijpe overweging was de bedachtsame Kapitein Arrins van oordeel dat de reis naardeopperprovincin voorZijn Koninklijke Hoogheid, die den leeftijd had bereikt dat een dergelijke tocht voor hem, vooral naardien hij nog zoo kort te voren Java had bezocht van onschatbaar nut kon zijn, en dat een dergelijke gelegen- heid, indien zij nu werd verzuimd, zich later welligt nim- mer zou voordoen. Ook de gunstige inwerking van het kli- maat op het scheepsvolk woog by den waardigen Komman- dant, en alzoo werd, na overleg met den Prins, hetvriende- lyk voorstel aanvaard. Met een goevernementsjacht, door een stoomboot gesleept,, vertrok men den zesden December naar Barackpore, vanwaar op den tegenoverliggenden rechter oever der Ganges, de land-...”
11

“...kostbaarste paerlen viel Ne- derland van die reis ten deel. De indruk van mijn kortstondig doch belangrijk ver- blijf op Java zal nimmer uit mijn geheugen gewischt wor- den, en de voorspoed van Java my steeds ter harte gaan, had de achttienjarige jongeling eenmaal gezegd 1 de vijf- tigjarige man toonde niet slechts dat die woorden uit het lang verledene geene ydele woorden waren geweest, maar hy drukte er op de meest grootsche wijze het zegel op. Wie der Vorstelyke personen, die de voltoojing des reuzen- arbeids van den genialen De Lesseps, op den zeventienden November 1869, was gaan bewonen uit ware belangstelling niemant mr dan Prins Hendrik. De golf van Arabi ineen straat veranderd, was voor de Europeesche koopvaarders naar Oost-Indi de woeste stormwinden der Kaapzee vernie- tigen, en den langen weg meer dan ter helft bekorten. Voor de vaart der Nederlanders naar Java kon het van een onbe- Zie blz. 00....”
12

“...gevolge waarvan zich dadelyk in 1869 te Amsterdam een kommissie daartoe vormde. De Prins nam daar met groote belangstelling kennis van, en te Soestdijk, waar hy de kommissie sprak, kreeg de zaak als t ware heur beslag, met toezegging zijner volle bescherming. Dusdoende kwam het volgende jaar de Stoomvaartmaatschappij Nederland tot stand, waarby hy gaarne het eerevoorzitlerschap aannam, terwijl hy tevens den Goeverneur-generaal van Nerlandsch- Indi de bevordering der belangen van deze Vereeniging op Java ten sterkste aanbeval. Zoo mocht haar voorzitter negen...”