1 |
 |
“...Artikel 32.
In geval van ontdekking of vervolging van een strafbaar
feit op heeter daad, zijn de ambtenaren, bij artikel 8 vermeld,
verplicht en gehouden, onmiddellijk alles aan te wenden, wat
dienstig kan zijn, niet alleen om het feit tot klaarheid te bren-
gen, maar ook om den dader in handen te krijgen, alles over-
eenkomstig hetgeen bij de volgende artikelen is vastgesteld.
Artikel 33.
Ontdekking op heeter daad heeft plaats, wanneer het straf-
baar feit, terwijl het gepleegd wordt, of terstond nadat het is
gepleegd, ontdekt wordt, of wanneer iemand terstond daarna
als dader door het openbaar gerucht wordt vervolgd, of bij
hem goederen, wapenen, werktuigen of papieren worden ge-
vonden, welke aanduiden, dat hij dader of medeplichtige is.
Artikel 34.
Ingeval een strafbaar feit op heeter daad wordt ontdekt, is
elk dienaar van de openbare macht verplicht om een ieder
bevoegd, den verdachte aan te houden en voor den procu-
reur-generaal of voor den officier van justitie of voor een der
hulpofficieren...”
|
|
2 |
 |
“...verwezen, in geen geval langer dan zes maanden
in gijzeling worden gehouden.
De lijfsdwang kan niet meer worden toegepast, wanneer
vijf jaren na de geheele uitvoering der straf zijn verloopen,
of wanneer het recht tot uitvoering der straf door verjaring is
vervallen.
Artikel 201.
Indien de rechter niet uit wettige bewijsmiddelen de over-
tuiging heeft geput, dat het ten laste gelegde feit is gepleegd
of dat het is gepleegd door den beklaagde, spreekt hij den be-
klaagde vrij.
Indien het feit of de dader niet strafbaar is, ontslaat hij den
beklaagde van alle rechtsvervolging te dier zake.
Indien uit anderen hoofde ter zake van het feit geen recht
tot strafvordering aanwezig is, verklaart hij den procureur-
generaal of den officier van justitie niet-ontvankelijk.
Artikel 202.
In de gevallen, voorzien bij het voorgaand artikel, beveelt
de rechter, dat de kosten, door den beklaagde gemaakt tot
dagvaarding en schadeloosstelling van getuigen of deskundi-
gen of tot het bijbrengen van stukken, met ...”
|
|
3 |
 |
“...van Strafrecht
voor de kolonie Curasao lijdt uitzondering voor zooveel aan-
gaat het verhaal van boete of van verbeurte van bepaalde
voorwerpen in zake van openbare belastingen, alles volgens
de bepalingen en onderscheidingen in de artikelen 321 322
en 323 voorkomende. ’
Artikel 321.
Indien in het geval van het vorige artikel, het geding nog
niet aanhangig is gemaakt, wordt het, voor zooveel die boe-
ten en verbeurdverklaringen betreft, door het openbaar mi-
nisterie tegen de erfgenamen van den dader of tegen diens
vertegenwoordigers aangelegd en vervolgd bij denzelfden rech-
ter en op dezelfde wijze, als tegen den overledene zoude heb-...”
|
|
4 |
 |
“...gebruikelijk is.
Artikel 323.
Indien in het geval bij het vorige artikel voorzien, de erf-
genamen of vertegenwoordigers van den overledene belang
hebben bij de afdoening van het geding, kunnen zij het her-
vatten door middel van eene verklaring, aan den ambtenaar,
die de vordering heeft ingesteld, beteekend; en zal in dat ge-
val de zaak tot het einde worden voortgezet volgens de laatste
gedingstukken, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 322.
Indien het geding vóór het overlijden van den dader nog
niet was aangevangen, kunnen de erfgenamen of de verte-
genwoordigers van den overledene als aanleggers optreden
wanneer eenig voorwerp mocht zijn in beslag genomen.
Artikel 324.
Indien een persoon na het plegen der daad, welke tot straf-
vordering kan aanleiding geven, is krankzinnig geworden en
die staat wordt erkend door den rechter, welke van het straf-
baar feit moet kennis nemen, wordt de strafvordering ge-
schorst tot na het herstel van den beklaagde, alles behoudens
de bepalingen en...”
|
|
5 |
 |
“...— 91 —
21
Artikel 326.
De curator heeft, van zijne zijde, dezelfde bevoegdheid tot
het aanvangen of doen voortzetten van het geding, als bij het
tweede lid van artikel 323 aan de erfgenamen of vertegen-
woordigers is toegekend.
Artikel 327.
Indien in de gevallen bij artikel 320 vermeld de dader is
overleden nadat de veroordeeling tot straf kracht van gewijsde
heeft bekomen, worden alle boeten en verbeurdverklaringen,
mitsgaders de kosten, op de erfgenamen of op de vertegen-
woordigers van den overledene verhaald.
Bij krankzinnigheid wordt in dat geval tegen den curator
gehandeld, onverminderd de uitvoering der andere straffen
tegen den veroordeelde, zoodra hij hersteld is.
Artikel 328.
De doodstraf kan niet worden tenuitvoergelegd tegen hem
wiens krankzinnigheid na de veroordeeling is ontstaan, en
door den rechter, die het strafvonnis heeft geveld, is erkend.
Deze bepaling is mede toepasselijk op de zwangere vrouw.
In het eerste geval wordt de uitvoering der doodstraf ge-
schorst tot na...”
|
|