1 |
 |
“...bode om betere, zoo moge-
lijk schriftelijke orders. Nu echter de kanonniers wederom
werkeloos stonden, begonnen zij opnieuw te morren en
verdrietig te worden. En er was reden voor. Niet alleen
het gevaar van het bombardement duchtte men, reeds werd
de vijand bij Mv/ndo nobo aan de zijde van het Rifwater
opgemerkt. Pontilius, waarschijnlijk als vreemdeling (hij
was van Stockholm geboortig) niet voldoende met de straten
en steegjes dezer wijk bekend, vroeg zijn manschappen of
de Engelschen aan de Overzijde en in de huizen in de buurt
Cartagena konden komen, zonder door hen op het Rif gezien
te worden, hetgeen allen bevestigend beantwoordden. Met
behulp van zijn kijker kon hij echter slechts negen Engel-
schen bij Mv/ndo nobo waarnemen, waarmede hij zijn man-
schappen wilde geruststellen. Doch hij stond reeds alleen
en verlaten. De manschappen waren reeds bij het pontje,
op het punt om te ontvluchten.
Daar ook toen nog niet (’s morgens 11 uur) de onder-
officier met zijn orders was weergekeerd...”
|
|