1 |
 |
“...CURASAO
in 1803—1804.
18
voerde booze plannen in zijn schild. Volgens van Nes
zou hij zich uitgelaten hebben, dat, ingeval de oorlog uit-
brak, twee Engelsche linieschepen en twee fregatten her-
waarts zouden komen om een aanval op Curasao te onder-
nemen; ook zou hij gedreigd hebben, wanneer men zijn
schip zou stoppen, de stad in brand te schieten of zijn
schip in de lucht te laten springen. Vooral om deze redenen
drong de Raad er met kracht op aan, terstond het bus-
kruit van boord te ontschepen. Behalve om Tucker’s
dreigementen had de Raad voldoende aanleiding om de
Suriname voorloopig in arrest te houden, ook als represaille-
maatregel wegens het opbrengen van het Hollandsch schip
in Barbados.
Het bevel om weer vóór het Waaigat te gaan liggen,
had blijkbaar de bedoeling de Suriname meer onder het
bereik van het geschut van het fort Nepublicg (nu Ovo/nje
Nassau) te hebben, wanneer Tucker zijn booze plannen
wilde uitvoeren.
Toen aan Tucker deze resolutie van den Raad werd
medegedeeld...”
|
|
2 |
 |
“...officieren daar aan. Zonder eenigen
twijfel is toen terstond het plan besproken, een klein es-
kader uit te rusten om Curasao te bemachtigen.
Bijna zeker komt het ons voor, dat de komst der En-
gelschen voor onze haven in verband moet gebracht
worden met de zaak Tucker. Dat de Engelschen plan
hadden, een aanval op Curasao te wagen, lag geheel
voor de hand, en blijkt nog ten overvloede uit de be-
dreiging van Tucker, door van Nes den 24sten Juni
1803 in den Baad meegedeeld, dat ingeval de oorlog uit-
brak terstond 2 linieschepen en 2 fregatten zouden komen
om Curasao te nemen.
Het is zelfs zeer waarschijnlijk dat Tucker of eenige
1) Vergelijk verder M. Ba in e ford. Sto. Domingo of het eiland der
zwarten in Haiti en deszelfe omwenteling (1806) t. II. bladz. 190 en 344.
José Gabriel Garoia, Hiatoria de Santo Domingo (18‘ i) t. I.
pag. 311—324....”
|
|
3 |
 |
“...eigen grond slechts luttel, weinig of geen mais, het eenige
voedsel voor de slaven en de mindere klasse, voortgebracht.
Overal in den omtrek zwierven de kaperschepen, zoodat
van buiten slechts bij groote uitzondering een kleine voor-
raad levensmiddelen kon worden ingevoerd. Wel is waar
veroorloofden hunne groote rijkdommen aan vele goedgezeten
burgers de buitensporige prijzen te betalen, doch voor den
arbeidenden stand, voor wien „bij deze handel- en nering-
looze tijden” niets te verdienen viel, brak een donkere
toekomst van honger en gebrek aan.
Reeds den 6den Febr., toen door het beleg vooreerst
alle hoop op nieuwen toevoer was afgesneden, verscheen
de volgende
Publicatie.
Dat wij met de grootste indignatie vernomen heb-
ben, dat een ijgelijk, hetzij vleeschhouwers of brood-
bakkers, hun evenmensch op dit tijdstip, waar wij ons
in bevinden, den keel als ’t waar zoeken toe te binden,
met alle vleeschkost en broodkost alsmeede mais [welke
laatste articul een groote steun voor menigte huis-...”
|
|