1 |
|
“...voortspruit, heet zooals voorheen: «allodiale eigen-
dom en erfèlijk bezit», maar ondanks de vooropstelling
van de allodialiteit is het sterk feodaal gekleurd. Deze tegen-
stelling wordt echter niet meer gevoeld. Men vergelijkt den
allodialen eigendom niet meer met feodale toestanden, waarvan
men geen flauw besef meer heeft, doch met de bepalingen
van het in 1868 ingevoerde Burgerlijk Wetboek en het tekort
aan bevoegdheden, dat door die vergelijking aan het licht
treedt, wordt toegeschreven aan het epitheton «allodiaal», dat
in het wetboek niet wordt aangetroffen. Die bijstelling wordt
in Suriname dan ook vrij algemeen als een beperking van het
begrip eigendom beschouwd. Dat zij haar ontstaan juist te
danken heeft gehad aan de begeerte om aan de grondbezitters,
althans in beginsel, het meest uitgebreide recht te verzekeren,
wordt door slechts weinigen bevroed. Tot die weinigen behoorden
zelfs niet de officieele voorlichters van den Minister van Koloniën
De Waal Malefijt. «De uitgifte geschiedde»...”
|
|