1 |
|
“...het geval van een
Inwoonder van het Eiland, waar over ik de eer heb
te praefideeren, en welk de vryheid neeme aan Uw
Excellencie te recommandeeren, te gelyker tyd my
verfeekert houdende dat Uw Excellencie aan den
Beleedigden die befcherming en Juftitie fult verlee-
neri, welk de natuur van de faak admitteert, of in
Uw Excellencies vermoogen fal weefen hem te ver-
leenen.
Ik heb de eer, &c.
Was geteekent,
7ho. Shiriy.
Aan fijn. Excellencie Gou-
verneur de Graaf.
‘ . ... : . ' _ ' . :
Aan Boord de Sea-
food, Sr. Euftatius Rhee-
de, den 16 December
1776.
Myn Heer,
TK heb my foo even vereert gevonden met Uw Ex-
J- cellenties antwoord op myn Brief dato deefes, en
verfoek Uw te moge"n kennis geeven, dat ik de eer
fal hébben myne opwagting by Uw Excellencie te
maaken met de Depeches van den Admiraal Young,
morgen ogten. tegen elf uuren.
Ik heb de eer, &c.
Was geteekent,
J. H. Colpoys.
De Se af or d > op de Rb eede
van St. Euftatius j den 16 ‘De-
cember 1776.
Myn Heer,
’Y/’E.rfoeke Uw Excellencie...”
|
|