1 |
 |
“...beantwoorden van defelve tefïens aan fijn
Excellentie kennifle te geeven, van wat gevolg de enques-
ten naar de waarheid van befchuldiging van meergemelde
Ros geweelt was, dat namelyk ’er geen Perfoon le Tellier
of Tertellier genaamt: of diergehke benaamtnge hebbende,
op Sr. Eultatius fig bevond; dat Godet niet op het Eiland
zynde, Letter de eenigfte Perfoon was, omtrent wien de
Ondergeteekende delTelfs informatien gevoeglyk hadde kun-
nen neemen; egter niet met dat gevolg van delTelfs fchuld
in deefen te kunnen ontdekken; niettegenltaande de On-
dergeteekende daar omtrent geen moeite gefpaard hadde;
dat niettegenltaande dit, wanneer meergemelde Ros, die
op den een of ander wyfe van Antigua was geëchappeert*
op St. Eultatius verfcheenen was, de Ondergeteekende fig
van die geleegenheid bedienn had, om de frak verder ié
onderfoeken en de gemelde Ros op examinatie voor den
Raad ten dien einde te brengen; dat hy toen fijne gant-
fche befchuldiging tot het hoor en /eggen reduceerde, en dat
van een...”
|
|
2 |
 |
“...aantoonde; waar-
om ook dit Antwoord, beneevens den Brief felfs, gevoe-
gelyker op het einde van de narré van deefe correfpon-
dentie weederom fullen aangehaald en verhandeld worden*
vergefeld met foodanige oblervatien, als tot jullificatie van
den Ondergeteekenden teegens gemelde Brief dienüig
zyn.
De Ondergeteekende fal dan maar alleen hier ten beflui-
te van deefe faak by voegen, dat het eerffe gedeelte van
deefen Brief gantfch en gaar rouleert op het chapitre van
meergemelde Verklaaringe van Ros, welke de gemelde
Heee Generaal op eene onbeflaanbaare wyfe den Onder-
geteekenden, niettegenflaande alle de ophelderingen te vo-
ren gemeld, en welke (foo als uit des OndergeteekendenS
Brief van den zo September 1777, Bylaage Num. yz*
blykt) ordentelyk aan lijn Excellentie gedetailleert waren*
wilde opdringen als een genoegfaam bewys voor condenr
natie van de befchuldigde Perioon.
Egter vangt fijn Excellentie lig felfs in den beginne, feg-
gende, dat eene ajfidarit, dit is, be'èedïgde Verklaaringe...”
|
|
3 |
 |
“...Stukken blykt, en als fulls heeft de Onder get eekentje ie
finguliere getuigenifle van Ros gebruikt; maar indien net
rei'ultat van foodanig onderloek of. enquefte dusdanig uit-
va!d als reeds vermeld is; indien de Belchuldiger lens op
het Toneel gevallig vferfchynende, wanneer men beeüg was
met de laak volgens opgave te onderfoeken, in fijne Ge-
tuigeniffe dusdanig vacilleert, fig (elven eontradiceert en.
lijn geheele Getuigenifie apocryph maakt en, op eige volon-
taire confeffie om verftoot, foü men dan, als regtvaardige
Regters, den Befchuldigden goedvinden te condemneeren.
Immers neen. . .i ■ ^
W el is waar, dat fijn Excellentie de goedheid of liever
cïe betaamlykheid heeft van in dien Brief in te lluiten een
Extratt van eetie Depofitie (fie Bylaage Nutp. 14?) van
een Perfoon, die fijn Excellentie refpedabel meld te zyn
(fonder egter den naam daar van te noemen or te melden
in het Extraft felfs) waar uit het fou confteeren, dat de
Ondergeteekende in converfatie met dien Perloon eens...”
|
|
4 |
 |
“...December 17771 wanneer de gemelde Philips te Sr. Eufia-
tius quarn en hg aan den Ondergeteekende aandiende ? waar
op de Ondergeteekende hem in praefentie van één Getuige
onderhield over het bovengemelde gefprek over de Bark
Chriftiatia en de befchuldiging van de meergemelde Ros
tegen Letter en Godet in de maand September met hem
Philips calueel gehouden, en Teffens vroeg, óf hy fig kon-
de rappelleeren, Wat de Ondergeteekende toen aan hem
daar omtrent foude gelegt hebben fonder egter de reeden
Van deefe vraag aan gemelde Philips te openbaaren: Waar
op gemélde Philips rondborfiig zyde , dat de Ondergete-
kende hem het geen in de beëedigde Verklaaringè van
Letter ten fijner juftificatie tegen de befchuldiging van Ros
te leefeh is, hadde gefegt ? waar op de Ondergeteekende
den gemelde Philips liet lien het gemelde Extraft van ge-
melde anonyme Depolitie, en de reeden van gemelde vraag
aan hem gedaan openbaarde$ waar op gemelde Philips fei-
de, dat hy met den Heer Generaal Burt over die faakwel...”
|
|
5 |
 |
“...aard, door fijn Excellentie was behandeld.
De Ondergeteekende heeft boven by het deduceerett vatl
de klagte weegens de Bark Chriftiana en de aporyphe ge*
tuigenifle van leekeren Ros, alreeds ampel van de gemcl*
de finguliere Brief van de gemelde Generaal in dato den
20 Oftober 1777 gefprooken: dieshalven fal hy lig hier,
foo veel als mogelyk isj bekorten, en ’er by voegen, dat
fijn Excellentie, foo als te voren gemeld is, abfoluit wilde
fouteneeren, dat de getuigenifie van Ros in die klagten
aanneemelyk was en met den Ondergeteekenderi , foo als
insgelyks gemeld is, een Ext rad van een anonytrie Depofi-
tie of ten minfien fonder den naam van den Deponent te
noemen , toe te fenden, bewyfen , als of de Ondergetee-
kende in eene particuliere Converfatie met dien ongenocm-
den Deponent de faak volgens opgave van Ros tegen Les-
ter erkend en geconfirmeert foude hebben; lbo als blykt
uit Bylaage Num. 14V. de Ondergeteekende heeft boven
gemeld, dat hy den Perfoon, die 1'ulks waarfchynelyk fou-...”
|
|
6 |
 |
“...contradiceert en alfoo fijn
eigen getuigenittë om ver ffoot; dat fijne Excellentie min-
der geneegen was om geloof te geeven aan het geen voof
bet Geregte van St. Euttatius ten opfigte van Ros gepas-
feert was, dan.de Öndergeteekende geweeil was om ré
defereeren aan de examinatien van de Britfché Admirali-
teits Hoven; vermits de Öndergeteekende uit een teedere
confiëntie belet hadde, dat Ros niet in judicia fwoer (het
geen hy anderfints foude gedaan hebben) dat hy gecon-
ttringeert was geweefi door dreigementen, om te.verklaa- .
ren het geen hy te Antigua verklaard hadde: Het welk
genoeg is om te toonen, welk een Vagebond hy moet ge-
wee It zyn.
Dat wat aangaat fijn Excellenties ahooyme Extract van
een Depofitie (Bylaage Num. 145-.) ten opfigte van feeke-
re prastenfe gefegdens, tendeerende om de getuigenilfe van
Ros tegeri Letter te confirmeeren; dat (fonder in te tree-
den, overfulk een onheufche manier van handelen, en na-
tnelyk met een exparte en anonyme getuigenilfe den On-
dergeteekenden...”
|
|
7 |
 |
“...een voorbeeld gegeeven had.
Dat (wat aangaat het geen lijn Excellentie meld wee^
gens de vryheid van de Haven van St. Euftarius en wac
ook de onmededogende mogen denken) fomtyds dat Ei-
land daar door een toevlugt is voor de geenen die in noo-
den elendig geworden zyn: en dat (vermits fijn Excellen-
tie de goedheid hadde, niettegenftaande des Ondergetee-
kendens verfeekering van het contrarie, egter te urgeeren
dat ’er een Variëteit van informatien van Lieden van alle
Natiën foude zyn, dat men Ros te St. Euftatius hadde wil-
len conftringeeren om deflelfs getuigenifie re herroepen,
dan dat hy egter geperfilleert hadde by fijne eertte getui-
genifle); de Ondergeteekende nu, niet op het hooren keg-
gen van Engelfche of Hollanders, maar op fijn eigen ge-
gronden kennifie, fijn Excellentie weederom verfoekehde,
dat fulks notoir ongegrond en bezyden de waarheid was,
en dat (om kort te gaan) foo lang als Lefter de befchul-
digde Perfoon niet kon wettig overtuigt worden; hy niet
kon gefiraft worden...”
|
|
8 |
 |
“...laatft-
leeden, houdende klagten tegens de Perfoonen van
de Heerert Godet, Lefter en Tertillier, gegrond op
een examinatie of ondervraging van eenen Henry
Ros, gedaan en genoomeri in fijn Groot-Brittanni-
fche Majefleits Vice-Admiraliteits Hof te Antigua?
en alfoo het U Excellencie behaagt heeft te rómar-
queeren, dat die examinatie ontwyffelbaar bewyft,
dat de Burgers van Sr. Euftatius geconcerneert zyn
geweeft in het uitruilen en wapenen van Vaartui-
gen om op de Onderdanen van Groot-Britrannien
te kruiffen, en de moeite genoomen heeft een tJo-
pie daar van aan U Hof te fenden, met Copien
van de Brieven die óp dat fubjed tuflchen ons ge-
paiïeert hebben, is hét myh pligt de feiten op eeri
klaare en candide WyS open te leggen, myn gedrag
onderwerpende aan de beoordeeling die het fal me-
riteeren, van onpartydige Regters.
. Henry Ros, een afvallig Onderdaan van fijn Groot-
Brittannifche Majefteit, in open Zee, vegtende te-
gen de Vlag van fijn wettige Souvérain, genoomen
en té Antigua opgebragt...”
|
|
9 |
 |
“...daar na lyke-
nende naam voerende, kon op de Burger Lyll aan
dit Eiland gevonden worden; tegens Lefter dan»
als de eenigfte Perfoon in myn magt, heb ik gepro-
cedeert op de wys die het efficafieufte 1'cheen te
moeten zyn om informatie van die misdaad te be-
koomen, foo defelve waarlyk exifteerde, het welk
my veel tyd en moeite vrugteloos gekolt heeft»
egter foo weinig was ik geinclineert om te detiitee-
ren van een vigoureufe profecutie, dat na dat de
juftitie of Politie van hst Gouvernement aan Ros
toegelaaten had uit Antigua te éehappeeren en hier
te verfchynen, ik my van die geleegentheid bedient
heb om hem voor den Raad te doen examineeren»
in hoope, dat in ftaat fou zyn eenige collaterale
omftandigheid aan te toonen, waar door de waar-
heid mogt aan den dag komen; maar ik laat aan
L) Excellentie over om te oordeelen hoe groot myn
verwondering en te leurftelling moet geweeft zyn
van te vinden, dat fijne gepretendeerde kennis van
de faak geheelyk ingebeeld, en op fcyn beft gegrond
was op...”
|
|
10 |
 |
“...de grootfte bevreemding
uit te drukken, en naderhand fjg inlaat in een aan-
eenfchakeling va„n raifonnementen over feekere beëe-
digde Verklaaring van den myneëedige en trouwe-
loofe Ros, tendeercnde om de Heeren Godet en
Lefter, en feekere ideale le Tellier te betigren van
Uitrufters te zyn geweeft van het gewapend Vaar*
tuig de Chriftiana, en fulks met foo veel leevendig'
heid en een graad van bitterheid die in alle opfig'
ten onverfchoonelyk fou voorkomen, indien het ge-
vloeid was uit de Pen van een minder refpedtabel
Perfoon.
Onder andere argumenten gelieft het Ü Excellen-
cie te obfervceren, dat een beëedigde Verklaaring
een genoeglaame grond was tot onderfoek. Soo
verre fijn wy het eens. Het ftrikfte onderfoek if
gedaan, dog geen ontdekking van aanbelang is daar
het gevolg van geweeft. Hoe verre Ros, als Re'
bel aan fijn Souverain geconfidereert moeft worden
in het ligt van een afvallige van fijn Geloof, en op
wat motiven U Excellencie goedgedagt heeft
mi-"...”
|
|
11 |
 |
“...van
harte, dat Ros thans niet onder die incapaciteit la-
boreerde, dewyl alsdan door de vrywillige Verkla-
ring die hy aangebooden heeft in dit Eiland te doen ,
fou kunnen blyken, dat te Antigua als een crimi-
neel geconfineert zynde (het welk hy inderdaad was)
hy (op hoog bevel foo als het my gepermitteert is
te onderltellen) door drygementen gedwongen is
geworden te verklaaren en met eede te attefleeren,
al het geen geinfereert is in de Verklaaring die U
Excellencie my overgefonden hebt; en foo niet eeni-
ge confideratie voor de welvaart van dien armen
Karei fijn ziel, medewerkende met een gevoel van
het geen ik aan my felfs verfchuldigt was als een
Magillraat Perfoon, fig daar tegen geoponeert had,
fou ik hem miflchien hebben kunnen admitteeren
een eed te doen dirett aanloopende tegens die Ver-
klaaring, met even foo weinig fchroom als hy gead-
mitteert is geweeft een dusdanigen eed te doen in
een Britfch-Vice-Admiraliteits Hof, voor welkers
Proceduures ten regarde van Ros, ik egter geneigt...”
|
|
12 |
 |
“...te ontgaan, als voor
die daar in gedreeven worden door de flaagen van
het Fortuin,_ begeer ik niet te ontkennen; en fchoon
de geeftigheid en malicie van de ongevoeligen en
ver (tokken van hart, iets daar in vinden mogen om
fig felve meede te vermaaken, fullen de Menfchlie-
venden en Teerhartigen (die ten minflen vry foo
een waardig gedeelte van het Menfchelyk Geflag
uitmaaken) mededogen genoeg hebben om het felve
een bequaame fchuylplaats te oordeelen voor de
Elendigen en Ongelukkigen. Dog om Ros niet ge-
heel en al uit het oog te verliefen, het behaagt Ü
Excellencie met een byfonder felfs genoegen en
triumph voor afgedaan te houden, dat hy volhard
heeft in alle de omftandigheeden van fijne Depoli-
tie te Antigua gedaan; egter affirmeer ik aan U
Excellencie, niet op het hooren feggen of de ipfe
dirit van Engelsman nog Hollander, maar op myn
eige feekere kennis van de laak, dat het feit geheel
verdigt is, fonder de minfte fchaduw van waarheid,
of felfs waarfchynelykheid tot delfelfs grond...”
|
|