1 |
|
“...Vervolgens bequam de Ondergeteekende een andere Brief
van dien Heer in dato den 23 February 1778, waar in fijn
Excellentie meld, dat na enquefie hy reeden hadden te
denken, dat de vermilte Schoener Liberty, waar over de
Ondergeteekende geklaagt hadde, te Anguilla, een En-
gelfch Eyland, onder fijn Excellenties Gouvernement, in-
gebragt was, en dat men voorgewend had dat defelve op
Zee gevonden was (fonder egter te melden wie defelve
gevonden had, of door welk Vaartuig defelve foude ge-
vonden zyn.) En, van toon veranderende, fpreekt hy van
het genoegen, dat fijn Excellentie fchept in de Orders van
den Koning fijnen Meefter, om algemeen regt te verleenen,
te obferveeren : ten dien einde aan de Ondergeteekende
een Brief lendende voor den Juge van Anguilla, met or-
dre om redies te geeven in deefe faak, welke Brief de
Ondergeteekende dan ook depecheerde, foo als het een en
ander blykt uit Bylaagen Num. 119.
Ondertuflchen was dit nog niet de regte gebeurtenis van
de faak; want de gemelde Schoener wierd...”
|
|