1 |
 |
“...in den naam Zijns eengeboren
Zoons, den Heer Jesum Christum, onzen eenigen Mid-
delaar en Verlosser, dat Hij dezen nieuw beroepen leer-
aar met alle benoodigde gaven uitruste en zijnen aan-
staanden arbeid met honderdvoudige vrucht bekroonen
moge; alles tot grootmaking van Gods heiligen naam en
eer, ter uitbreiding van Zijn dierbaar Woord en behou-
denis van veler menschen zaligheid.”
De beroepsbrief aan den derden predikant was wooTde-
lijk van denzelfden inhoud. Die aan den vierden en laat-
sten, van Augustus 1797, verschilde weer, zoo niet in
algemeenen inhoud, dan toch in bewoordingen; hij was
op de eene plaats meer, op de andere minder bepaald.
De brief begon: //In den naam Godes, Amen!” De ge-
volmagtigden te Amsterdam geven er in te kennen, dat
zij beroepen hebben // tot herder en leeraar enz. Om bij
de gemeente te Curasao der onveranderde Augsburgsche
geloofsbelijdenis toegedaan, //zoo in het openbaar als in
het bijzonder, conform de Heilige Schriftuur en de Sym-
bolische boeken...”
|
|