Your search within this document for 'nit' resulted in three matching pages.
1

“...27 ten. Des namiddags trad Ds. mollek andermaal voor de gemeente op en sprak insgelijks eene toepasselijke rede nit over 1 Petr. II: 5. // Zoo wordt gij ook zelven, als levende steenen, gebouwd tot een geestelijk huis, tot een heilig priesterdom, om geestelijke offerhanden op te offe- ren, die Gode aangenaam zijn door jezos Christus.” De inleiding was genomen uit 1 Tim. III: 15 op het einde: »Een pilaar en vastigheid der waarheid.”'‘Vooraf werd gezongen Ps. LXXXIV en bij het einde Ps. CXXXII de drie laatste verzen. Deze beide psalmen zijn niet in het Luthersch gezangboek opgenomen. Psalm LX XXIY begint in het Hervormd gezangboek aldns: " Hoe lieflijk, hoe vol heilgenot, O Heer der legerscharen God! Zijn mij Uw huis- en tempelzangen.” Het ÏO*' vers van Ps. CXXXII luidt aldus: //’k Zal Sions, ’k zal der armen spijs Hier zeeg’nen op de ruimste wijz’, Hier zal Ik, Mijnen naam ten prijs, De priesters met Mijn heil bekleen En ’t volk doen juichen wel te vreên.” //Dus werd die dag,” aldus eindigt...”
2

“...des kerkeraads verzocht, om in zijn land pogingen in het werk te stellen, dat de Luth. gemeente weêr in staat zij haar kerkgebouw op te trekken, — geeft hij een overzigt van de geschiedenis der gemeente en dan de redenen van het verval aldus op: //deze gelukkige toe- stand der gemeente, die de jaarlijksche kerkelijke kosten kon goed maken, duurde bijna 20 jaren. Sedert het jaar 1780 verliet van tijd tot tijd de rijke koopman het eiland en trok naar Europa terug. Het oorlogsvuur barstte rondom nit, de handel geraakte aan het kwijnen; de tijden wer- den neringloos, de kerkelijke inkomsten verminderden en de gemeente verviel tot armoede.” In het begin van 1806 was men reeds genoodzaakt, om //tot voldoening der achterstallen in de kerkekas eenige hiertoe noodige hypotheken op te eischen.” In 1807 besloot men weêr tot eene extraordinaire collecte bij de gemeente. //En opdat zulk eene collecte te beter mogt uitvallen en voor elk lid der gemeente min be- zwaarlijk zijn, zoo is tevens goedgevonden...”
3

“...beroepen is Ds. jacob mui.leb jan anthonie’s zoon. Deze, ofschoon denzelfden naam voerende als de eerste predikant, was echter niet van dezelfde familie. Hij was te Arnhem geboren in 1772; had zich aldaar onder J) Zoo ver ik vernomen heb, is Ds. quitman in de Ver. Staten tot predikant aangesteld van drie dorpen en is later Professor geworden, doch onbekend bij welke inrigting. Eene reeks van jaren moet bij dk&r nog werkzaam geweest zijn, doch het jaar van zijn overlijden is mede niet bekend. Toen hij nit Cora9ao vertrok, had hij 3 zoons, na reeds overleden; een van deze moet predikant te New-York geweest zijn, een ander was lid van het Congres. Er zouden nog 4 dochters van hem in leven zijn....”