1 |
 |
“...RAPPORT DER REIS
VAN
Z. M. Stoomschip VESUVIUS,
van Curagao naar Nederland, onder het aandoen van
de havens St. Domingo, Kingstown en Havanna;
ONDBK BEVEL VAK
J. o. II. Arntxenius,
Kapitein-luitenant ter Zee, Kidder van de Militaire Villems-Orde, enz.
TE AMSTERDAM,
in het Algemeen Etablissement voor de Zeevaart
van de Wed. G. HULST VAN KEULEN.
1 8 6 2....”
|
|
2 |
 |
“...President in een zeer klein en onaanzien-
lijk vertrek geleid, in het gezelschap van den President,
Generaal pedro sant-anna , den Vice-President, Gene-
raal abou-alfou , en den Minister van Binnenlandsche Zaken,
op dat oogenblik tevens belast met de portefeuille van het
Ministerie van Builenlandsche Zaken, den heer filippe
J. D. DE CASTRO.
Eene plaats , tusschen de beide Presidenten mij aange-
wezen , ingenomen hebbende , gaf ik met weinige woorden
kennis, dal ik, van Curacao naar Nederland op reis,
U...”
|
|
3 |
 |
“...zaken de castro,
eene andere belooning.
Aangezien het van en aan boord gaan zoo bemoeijelijkt
werd door de rolling, en ik toch herhaaldelijk mij aan
den wal moest bevinden, ben ik verpligt geweest ver-
scheidene keeren gebruik te maken van des Consuls aan-
bod , om . in zijn huis mij op te houden, en maakte ik
alzoo eenige verpligting aan Z. E. voor het Gouvernement.
Terwijl nu op den ln Maart alle zaken, die mij te
St. Domingo hielden, waren afgeloopen, maakte ik mij
gereed des anderen daags de reis naar Jamaica te ver-
volgen. Vooraf echter zij hier nog het weinige, dat ik
van den staat van zaken en van den handel kon te weten
komen, gemeld.
Van den zeer slechten naam, dien deze plaats wegens
ongezondheid heeft, merkte ik gelukkig onder de equipage
niets, doch zeer mogelijk is dit toe te schrijven aan ons
liggen op de reede en het niet gaan in de rivier.
De Generaal sant anna heeft, naar ik vermeen, zijn
hoogen rang meer te danken aan zijn betoonden personelen
moed als militair, dan wel...”
|
|
4 |
 |
“...doch ik voor mij meende, dit niet zoo
zeer aan stroom te moeten toeschrijven, als wel aan den
invloed der dwars inkomende zee om de noord liggende.
Ten einde spoedig wat meer uit den wal te komen, al verloor
ik daardoor iets van den invloed van den sterk om de
noord zettende golfstroom wanneer men midden in blijft,
liet ik koers zoo oostelijk mogelijk bepalen, ook vermits
de beschrijving in de Columbian Navigator, Sailing
Directory for the IV est - Indies, volume II, zoo dringend
aangeeft om de reis naar Europa, straat Florida uit-
komende, bezniden de llermuda-cilandcn aan te vangen,
en dit, als daar staat, voor de Engelsche Marine zelfs tot
de voorschriften behoort voor kommanderende Officieren.
Op den 7“ April werd er niet meer dan om de N. O.
koers behouden ; toen in den nacht de wind zuidelijker
liep, de barometer in den A. M. van den 8" van 767, de
stand van den vorigen dag, tot 762 daalde, en daarbij drei-
gende luchten opkwamen, liet ik tegen den P. V. bijsteken,
liggende voor het...”
|
|
5 |
 |
“...schoot met slag-
regen en hagel, dat het mij bevreemdde, zonder avarij de
marszeilen van 2 reven en het gereefde voorbarkzeil nog
tijdig te hebben kunnen wegkrijgen.
Niet langer dan een half uur hield deze zware bui aan,
toen ik met W. N. W. wind voor de gereefde fok, het
dubbel gereefd groot- en digt gereefd voormarszeil om de
Z.Z.O., en wegens de hooge zee later om de Z. O. liet
sturen. Met slechts mijl ontliepen wij toen vrij goed
de hoog aanschietende zee.
Wat aangaat het verdere gedeelte der reis, waarop niets
meldenswaardigs voorviel, daarvan is alleen te zeggen, dat
wij bij afwisseling met schrale, harde winden en flaauwe
koelte te kampen hadden en daarom dan ook zeer traag
vorderden.
. n...”
|
|
6 |
 |
“...42
mast is dat lekken op de ketels en machine nimmer
geheel kunnen weggenomen worden.
Dat bij den bouw van het schip welligt hout is moeten
gebezigd worden, dat nog niet geheel in het hart droog
was, zoude men moeten veronderstellen, wanneer men
ziet, hoe de naden der buitenhuid in betrekkelijk korten
tijd wijd openstaan, en hoe telkeDs na eene reis, waarop
het schip in de West-Indiën eenigzins in de moeijelijk
kortloopende Caraihische zee had gewerkt, het werk op
vele plaatsen daaruit hing. Nog duidelijker blijkt dit wanneer
men opmerkt, hoe, na een korten tijd in zee te zijn ge-
weest , niet alleen de romp geheel rood is van den roest,
hetgeen ik meen te moeten toeschrijven aan het indroogen
van het hout, rondom bouten, rustijzers, pardoenstoeleu als
anderzins, maar hoe zelfs de vulstukken boven de geschut-
poorten, aanvankelijk natuurlijk goed sluitend, naden of
ruimten vertoonen met het potdeksel of vaste boord, welke
zeker een paar Ned. duimen wijd zijn.
Het gemeerd liggen in de haven...”
|
|
7 |
 |
“...slagen krijgt, waaraan men niet gemakkelijk gewent
en door het vingat het achterdek al spoedig nat is. Het*
wegnemen van het voor-bramzeil of reven van het voor-
marszeil is dien ten gevolge dikwijls noodig, en nog maar
een gedeeltelijk afdoend middel.
Onbegrijpelijk is het, hoe een schip, zoo loefgierig als de
Vesuvius, zoo onhandelbaar kan zijn bij het wenden. Met
de beste gelegenheid die te bedenken is: slecht water,
geen deining, 6| mijls vaart, alle bij den winds zeilen
bij, werd op de laatste reis bij herhaling het wenden in
de Atlantische zee te vergeefs beproefd. Het schip loeft
bij het losgooijen der voorschoten, zelfs neérhalen der
kluiver en bijleggen van het roer, aanvankelijk snel, echter
niet meer dan 3 a 4 streken; dan ligt het stil en begint
spoedig te deinzen met 2 k 3 mijls vaart, doch valt dan, in
weerwil van alle kunstmiddelen, weder over denzeJfden boeg.
Wel is het waar, dat dit geschiedde toen ik minder zeker
was van den stuurlast die het doelmatigst gebleken is, na-
melijk...”
|
|
8 |
 |
“...schrijven, vermits op
het laatst der reis, even voor het komen op de gronden,
ook de vaart zoo traag was; verscheidene schepen, van
onder de lei in het zigt komende, werkten in drie wachten
een zigt vóór ons te loefwaart vooruit.
Verscheidene proeven werden genomen lot wegneming
van het aangewezen bezwaar, als: het plaatsen der geheele
bemanning op den bak , en daarna op het halfdek, en ein-
delijk het op peil pompen der ketels, en deze laatste
maatregel verbeterde de fout dan ook grootelijks. Bij het
eskader in 1859 zeilde de Vesuvius, na hel stoomschip
Vice-Admiraal Koopman , somtijds bij den wind , bijna met
het fregat Evertsen gelijk.
Maar al is het wenden, enz. bij den wind over — nu
zooveel ondoenlijker dan vroeger, in 1859, toen het tuig
pas veranderd was — enkel toe te schrijven aan ongunstigen
diepgang, en daardoor of door andere oorzaken veranderden
stuurlast, zoo is het toch reeds een zeer groot nadeel, aan-
gezien de stuurlast op eene reis van eenigen duur, in den
Oceaan dikwijls...”
|
|
9 |
 |
“...vervangen, omdat zij op deze wijze, bij een weinig
speling die er in was, vaster konden aangezet worden.
De cylinder-luchtpomp en stoom-schroef werkbussen zijn
allen in den diensttijd van het schip verpakt met indian-
rwiAer-pakkingstof, en werken goed.
De warmwaler-afvloeibuizen bewegen zich, na het aan-
brengen der werkbus te Vlissingen, in April 1859, bij
het slingeren en werken van het schip, zeer goed uit en in,
en van scheuren, zoo als vroeger het geval was, wordt
niet meer gehoord. Op de reis van Kingstown naar
Havanna bleek het, dat twee van de drie boutjes, waar-
mede de klep aan den stang in de kleppenkast van de
voorste afvloeibuis is verbonden, gebroken waren; dit was
spoedig hersteld. Uit het rondsel van den sleutel waarmede
de as gekoppeld wordt, zijn 4 tanden gebroken; deze
moeten vernieuwd worden.
De oliedoppen op de werktuigen werken slecht en zijn
onder stoom er niet op te houden; daar dit verlies van
olie ten gevolge heeft, zullen deze vernieuwd en verbeterd
moeten worden...”
|
|
10 |
 |
“...68
Bjlagc N°. 4, blz. 20.
JAMAICA.
Het eiland Jamaica, een naam, welke in de taal der
oorspronkelijke bewoners de beteekenis heeft van: » over-
vloeijende van bronnen," werd ontdekt door coldmbds,
op zijne tweede reis naar de Nieuwe Wereld, den 3n
Mei 1494, en zonder noemenswaardig bezwaar door hem
in bezit genomen.
Na den ongclukkigen aanval op St. Domingo, tijdens
het bestuur van cromwell, kwam de Engelsche vloot,
onder bevel van den Admiraal penn , den Vice-Admiraal
goodson en den Schout-bij-Nacht blagge , den 9" Mei 1655,
te Port-Coguaya (Port-Royal).
De troepen, op deze vloot ingescheept en aangevoerd door
Generaal venables, landden den volgenden avond bij het
fort Passage, verdedigd door negen stukken geschut en
eene bezetting van 500 man.
De tegenstand was echter zwak, zoodat de bezetting zich
reeds eene week later overgaf. De capitulatie werd van
de zijde der Engelschen geteêkend door den Generaal-
Majoor fortescue, den Vice-Admiraal goodson en de Kolo-
nels noLDip en doyle. Het...”
|
|
11 |
 |
“...Liverpool, ijzerwaren én fijne messen uit Birmingham
en Sheffield.
In 1842 kwam echter de geregelde maildienst tusschen
Engeland en Zuid-Amerika tot stand, en van dat oogen-
blik dagteekent de achteruitgang van onzen buitenlaudscheu
handel.
Door die snelle gemeenschap met Europa, door de mail-
dienst in het leven geroepen, konden de kooplieden van
Zuid-Amerika, die vroeger opzagen tegen eene reis van
40 è 60 dagen over den Atlantischen Oceaan, hunne be-
noodigdheden nu regtstreeks op de Europesche markten
koopen en van daar terug keeren bijna in denzelfden tijd,
welken men in vroeger jaren noodig had voor eene reis
heen en terug naar Jamaica.
In eene landbouwende kolonie als Jamaica, zoude het
verlies van den Spaanschen en anderen vreemden handel
maar weinig gevoeld zijn geworden, indien dat niet, zon-
derling genoeg, gelijktijdig was voorgekomen met den
achteruitgang van onzen landbouw, zoodat beide belangen,
èn koophandel èn landbouw, nu ongelukkig te gelijker tijd
kwijnden. Intusschen bestaat...”
|
|
12 |
 |
“...12£ pCt. der
waarde, en op de andere de sommen beloopt, welke het
tarief aangeeft. (Zie bijlage G).
Tabel D vermeldt de waarde der in- en uitvoeren van
en naar elk land, in de jaren 1857 en 1858.
De invoeren uit de Hollandsche fVest-lndiën, waarmede
alleen het eiland Curasao bedoeld wordt, bestonden uit
dividivi, kooru, genever, stroo hoeden, pindars, ezels en
vee. Dit laatste kwam van Venezuela en werd bier ge-
bragt door Hollandsche schepen, komende van Puerto-
Cahello. Het schip had op zijne reis Curasao aangedaan
en werd daarom ingeklaard als van daar afkomstig.
Krachtens eene wet in de tegenwoordige zitting vastge-
steld, zijn de schepen, die, zoekende naar eene lading,
hier binnen vallen, geen tonnengeld verschuldigd, behalve
voor de lading welke zij mogten innemen.
(1) De lading van de Grnno bestond uit:
293 balen en 136 vaten kofflj. 20 j vat rum, 1 vat was, 20 ton bvazilie
hout, 2| ton geel verfhout, 11 last en 5 vaten honig.
Die van de Alberdina Petrina, uit:
136 balen, 72 vaten...”
|
|