| 1 |
 |
“...matroos of schepeling in het
algemeen. Ik bedoel het oliegoed. Eene broek en boeze-
roen, goed waterdigt gemaakt, zou dan, vooral in ons
klimaat, van veel ongemak bevrijden, en voor ziekten,
vooral kwalen van latere jaren , behoeden. De weinigen
die zich dit zelf aanschaffen of vervaardigen, hebben er op
eene tehuisreis groote dienst van. Doch teregt zeg ik de
weinigen, want het getal matrozen ', die in eene haven zijnde,
van hunne gage de noodige gelden afzonderen om de stof
te koopcn en het pak te maken, is gering, terwijl zij in zee
zijnde (was het te krijgen) ’l duur zouden willen betalen.
De zes broeken en jassen nu verstrekt voor eene equipage
van 100 man, en zoo naar evenredigheid, is natuurlijk
enkel voldoende voor roergangers, uitkijken of schild-
wachten. Maar dan nog is er geen nut van; want een
man die nat aan het roer komt, heeft niets aan de oliejas,
die hij een uur daarna aan zijn aflosser moét overgeven.
Bovendien is het makelei niet geschikt. Enkele goede,
voor hun ligchaam...”
|
|