1 |
|
“...6
gekomen was om een definitief antwoord op de vraag,
gedaan in de missive van Zijne Excellentie den Minister
van Buitenlandsche Zaken van het Nederlandsch Gouver-
nement, in dato 19 Junij 1860 (waarvan het afschrift mij
door Uwe Excellentie was toegezonden) aan het Domini-
kaansch Gouvernement, om den schooner Amalia, behoo-
rende aan den heer jesorun te Curasao, varende destijds
onder Nederlandsche vlag en in 1858 wederregtelijk te
St. Domingo aangehouden, mij uit te leveren, en eene
som, nader te bepalen, als schadevergoeding te betalen.
Ik vermeende in den geest van het Ministerie te handelen,
door er bij te voegen en er op te wijzen: dat de Vesuvius
reeds hel derde Nederlandsche oorlogschip was, waarvan de
Kommandant was afgezonden tot beëindiging van deze nu
reeds twee jaren hangende zaak ; dat, naar mijn gevoelen ,
van het antwoord, dat ik eerlang in Nederland aan mijn
Gouvernement hoopte te brengen, zoude afhangen, of niet
nog in den loop van dit jaar welligt andere Nederlandsche...”
|
|