1 |
|
“...zand en modder,
werd ten anker gebragt in de peiling van: vlaggesïok op
het fort N. £ W., Torridla-ymi (oosthoek der rivier
Ozama) N. O. t. N., en westelijk zigtbaren hoek der
kust W. Z. W. met 50 vad. ketting voor.
Deze legplaats, de eenige voor schepen, die meer dan
15 voet diep gaan, zoodat zij in de rivier niet over de
bank kunnen, is in alle opziglen slecht, veelal hoogst
moeijelijk, somtijds gevaarlijk. Geheel in open zee en
onbeschut door land van het Z. O. tot het Z. W., staat
er bij eene oostelijke strekking des winds, eene zeer booge
zee of rolling, die des nachts vooral, wanneer de land-
wind het schip dwars in die rolling brengt, somtijds zeer
nadeelig voor het tuig is, aangezien het slingeren zoo be-
langrijk is, dat de sloepen, hoog in de davids geheschen,
soms te water komen.
In de orkaantijden kan men hier in het geheel niet
liggen, vermits een Z.W. wind het schip oogenblikkelijk
op den wal zou slaan.
Bij mijne komst lag hier insgelijks ten anker het Spaansche
oorlog-stoomschip...”
|
|
2 |
|
“...vuur is daarom
te meer van belang, omdat de strekking der kust,
vooral Nigua-punt of Z. W. punt der baai, in de bogt
waarvan de stad gelegen is, op verschillende kaarten niet
hetzelfde aangewezen wordt, wat de lengte aangaat. De
bevonden lengte van het fort, het gemiddelde van drie
goede tijdmeters, was 69°,57' 15" W. L. en de N. Br.
18° 27' 27". Dit komt overeen met de opgave in den
Columbian Navigator, 2e deel. Op den ln Maart,
den laatsten dag van ons verblijf te St. Domingo, kwam
daar ten anker het Engelsche schroef-stoomschip Racer,
Kommandant lyons , van Port Royal. Van dien officier
en den Engelschen Consul nam ik depêches mede voor
Ring,stoicn en Spanistown, en verliet des morgens ten
5 ure, Zaturdag 2 Maart , de reede van St. Domingo.
Punt Nigua gepasseerd zijnde, liet ik met een stijve
m/z. koelte van het O. N. O. p. m. 4 mijl beneden het
eiland Altevela sturen, en zette vervolgens met den koers
van W. t. N. regt op de Morantsky-klippen aan , en
daarna op den oosthoek van Jamaica...”
|
|
3 |
|
“...een vlaggestok op eene batterij, waar-
van daarin gesproken wordt, bestond op dit oogenblik niet
meer. Voorbij de batterij gaande, werd met de Engelsche
vlag gesalueerd, dat ik evenzoo liet beantwoorden.
Op de reede liggen een aantal boeijen of corps mort,
waaraan men het schip kan vaslmaken. Ik verkoos echte r
ten anker te gaan, om de sloep daartoe niet te gebruiken,
en kwam op 9 vad. water voor 30 vad. ketting ten anker.
De standaard van den Commodore hugh. dünlop , woei
van het wachtschip Imaum, Kapitein morrish. Op de reede
lagen verder het stoomfregat Cadmus, Kapitein hellevar en
de rader-stoomschepen Landrill en Hydra, Kommandanten
MARTIN en HAMELTON.
Bij het ten anker komen kwam dadelijk aan boord een
Officier van het wachtschip om te complimenteren, en de
quarantaine doctor, van wien practica verkregen werd. Een
saluut van 21 schoten met de Engelsche vlag aan den groo-
ten top gedaan, werd dadelijk beantwoord, hetgeen ik
deed volgen door een van 13 schoten, met de marszeilen
los...”
|
|
4 |
|
“...fioyal bij de oorlogschepen,
naar Kingstown, waar enkel koopvaardijschepen liggen,
doorging, hield op, toen ik, voor zooveel noodig, Z. H. Ed. G.
het doel mijner komst en de voorschriften mijner instructie
om handelsberigten in te winnen, kenbaar maakte.
Aan boord teruggekeerd, liet ik dadelijk anker ligten,
en stoomde, op aanwijzing van denzelfden loods, door het
met bakens afgezette vaarwater, naar Kingstown, waar
ik een half uur daarna weder het anker liet vallen in
9 vad. water voor 35 vad. ketting.
In de zeer ruime havenkom liggen vóór de stad op
stroom en tegen de elkander opvolgende werven, een
groot aantal handelsschepen van alle natiën. Op mijne
aanwijzing had de loods het schip ten anker gebragt voor
eene lands werf, naast die van den Heer simon emiie
pjeteiisz , Nederlandsch Consul alhier.
De Officier van dienst naar den wal gaande, had in last
den Consul kennis te geven van mijn arrivement, de be-
zoeken bij militaire en civiele autoriteiten, die de Consul
zou noodig oordeelen...”
|
|
5 |
|
“...21
gevuld en de rekeningen gesloten, en liet ik op Woensdag
den 13n stoom maken en het anker ligten.
Op aanwijzing van denzelfden loods, die de Vesuvius hier
gebragt had, was ik spoedig te Port Royal op een der
boeijen gemeerd, en begaf ik mij naar den Commodore,
om Z. H. Ed. G. van mijn vertrek kennis te geven, voor
de verleende adsistentie te bedanken, en mijne diensten
aan te bieden voor Havanna of Cuba.
Eene ongesteldheid belette dien Vlag-Officier om mij in
persoon te ontvangen, zoodat zijn Adjudant mijn bezoek
aannam. Aan boord terug gekeerd, ontving ik een oogen-
blik later den Kapitein ter zee mobrisu , Kommandant van
het vlaggeschip Imaum, en deze vertrokken zijnde, liet ik
de boei los en stuurde door het zuidkanaal naar zee. Een
loods heeft men ook in dit vaarwater, niet minder dan in
het oostelijke, noodig, aangezien zelfs bij een open wind,
de geleidemerken in de beschrijving opgegeven, onmogelijk
voor iemand, die daar onbekend is, in hel zigt te krijgen
zijn.
Toen de loods...”
|
|
6 |
|
“...komst van Z. K. H. Prins alfred
van Engeland, waren hier, even als op de beide door
mij bezochte plaatsen, de meest belangrijke toebereidselen
gemaakt. . De quarantaine-doctor, even binnen de haven
langs zijde gekomen, gaf zonder moeite practica.
Juist met zons-ondergang liep ik in de prachtige handels-
haven van Havanna, achter de Spaansche oorlogschepen
om , waarbij de Schout-bij-Nachts vlag van Z. Exc. Senior
Don jozé g. rubalcaba, waaide van het stoom fregat Blanca.
Iets meer naar binnen ten anker gekomen, begaf zich
de Officier van dienst naar den wal, om den H. Ed. G.
Heer w. lobé, Consul-Generaal der Nederlanden alhier,
kennis te geven van ons arrivement, en te berigten, dat
het mijn voornemen was, des anderen daags, op den tijd
van parade, de gewone saluten te doen, om daarna mijne
opwachting bij de civiele en militaire autoriteiten te gaan
maken, zoo mogelijk in gezelschap van Z. H. Ed. G.
Een Officier van het Admiraalschip kwam aan boord om
te complimenteren. Ten 9U des anderen daags...”
|
|
7 |
|
“...Om tot Havanna terug te keeren, moet ik erkennen,
dat ik mij niet herinner ooit eene handelshaven in eene
kolonie bezocht te hebben, waar zulk eene onbegrijpelijke
activiteit heerscht. Hoeveel schepen van allerlei natiën de
haven bevatte toen wij er waren, kan ik niet gissen, maar
zeker is het dat er nog wel plaats was voor het dubbel
van dat getal. Om minder plaats aan de kaden weg te
nemen, voor hen die laden en lossen, liggen zij tegen
elkander aan, met den boeg tegen den wal gemeerd en
een anker op het diep. Het ontbreekt mij aan veel ge-
gevens, om met juistheid het groot belang van handel en
scheepvaart van Havanna en Cuba, in het algemeen met
cijfers te bewijzen of daarvan een denkbeeld te geven.
Eene brochure van den Consul-Generaal lobé, betrekkelijk
het eiland, in den vorm van brieven aan een hoogge-
plaatst ambtenaar te Madrid, te Parijs in het jaar 1856
uitgegeven, toen de vrees algemeen was, dat de Vereenigde
3...”
|
|
8 |
|
“...met volle maan de
gelegenheid'zou veranderen, als ik iu het Kanaal was.
De verandering kwam echter niet voor Zaturdag 25 Mei,
toen wij tot het eiland Wight genaderd waren. Nu deden
de zeilen goed dienst; in de H. W. nam ik voor Dungenes*
den Hollandschen loods over uit eene daartoe afgezonden
Dealboot, die mij bij het begin van den voorvloed ten 10“
op zijde kwam; en daar ik nog slechts voor 3 wachten
kolen had, zeilde ik des daags en kwam ten 5“ van den
27“ op de reede van Hellevoet*lui* ten anker.
Ten slotte is het mij hoogst aangenaam aan Uwe Excel-
lentie te kunnen berigten, dat het Etat-Major en de
bemanning voortdurend eene goede gezondheid genieten....”
|
|
9 |
|
“...44
dat door een anker van den boeg of een sloep, uit de
takels dadelijk eenige slagzij te bespeuren is. Natuurlijk is
bij het ruim zeilen met eene stijve bries de loefgierigheid,
waarover reeds vroeger werd geklaagd, nog vermeerderd,
zoodat al spoedig de hals van den bezaan opgehaald of
dit zeil geheel weggenomen moet worden.
In gewone gevallen echter met flaauwe koelten ver-
meerdert het de vaart.
Welligt dat het verlengen van den korten boegspriet,
waardoor het stagzeil langer dienst doen en de kluiver
voordeeliger op het voorschip tegen het loeven zou werken,
wenschelijk ware. Daar tegenover staat echter dat het
schip in eenigzins moeijelijk water, nu reeds zoo zwaar
en spoedig stampt, dat men al dadelijk op den bak be-
langrijk hinder heeft van het overkomende water , terwijl
het natuurlijk sterk weggebouwd achterschip dan stooten
en slagen krijgt, waaraan men niet gemakkelijk gewent
en door het vingat het achterdek al spoedig nat is. Het*
wegnemen van het voor-bramzeil of reven van...”
|
|