| 1 |
 |
“...2
wonderen den moed ofschoon wij er verre van
begeerig naar zijn\dien te bezitten zoo iets ter
neer te stellen.
Ja, M. H. dat staat zwart op wit ineen pro-
cesstuk. Men erkent dus, en wij nemen er nota
van, geene of slechts schaarsche aanteekeningen
van ontvangsten en uitgaven te hebben gehouden ;
want bedoelde men dat niet, waarom dan deze
geheele aanhaling ? Is zij op dit geval niet van
toepassing, waarom haar dan niet achterwege ge-
laten ? '/ ,
Wat zullen wij van de beenen zeggen ? Als
daar waar de gewoonte medebrengt of de verplich-
ting bestaat om geregeld boek te houden. Zijn
die beenen al niet zoo gezond als de kop, zij
deelen niet in de verrotting van den romp.
Wij houden staande, zohder vrees door ie*
mand ernstig te worden tegengesproken, dat het
hier op Curasao en ongetwijfeld in de geheele
beschaafde wereld, eene gevestigde gewoonte is, dat
daar waar iemand voor anderen beheer voert, van
al hetgeen dat beheer betreft, nauwkeurige aan-
teekening wordt gehouden, en wanneer...”
|
|