1 |
 |
“...75 M spoed en
onder 30 helling, bedraagt bij 30 omwentelingen per minuut en 2 Meter opvoer-
hoogte ongeveer 35 M per minuut.
Het nuttig effect van een vijzel is niet meer dan 60 %, dikwijls 30 tot 40 %.
Bij kleinere snelheid worden de lekverliezen grooter.
Gesloten vijzels, welke een mededraaienden mantel hebben, geven veel grooteren
druk op de tappen van de spil en vereischen daardoor meer arbeid. De gesloten
vijzels voeren tevens het water steeds tot dezelfde hoogte op en werken onregelma-
tiger, wanneer de benedenpening geheel door het water wordt afgesloten, door-
dat de lucht hierbij de beweging van het water hindert.
Bij vijzels met ijzeren schoepenwand is de wrijving minder dan bij houten en de
opbrengst op den langen duur iets meer dan met de houten.
Vijzels worden niet toegepast bij sterk afwisselende buitenwaterstanden, daar
zij ht water steeds tot de grootste hoogte moeten opvoeren en dus bij lageren
buitenstand oneconomisch werken.
Een verlaging van het polderpeil, dikwijls...”
|
|