1 |
 |
“...METEOROLOGISCHE GEGEVENS.
55
gevolge van de langzamere afkoeling van het water een landwind in omgekeerden
zin ontstaat. Ongeveer hetzelfde merkt men in bergdalen op ; gedurende den dag
heeft men een dalwind, welke tegen den berg opwaait en gedurende de nachtelijke
afkoeling een bergwind, welke naar het dal stroomt.
Zoo kan men in het algemeen een periodische verandering in de windsnelheid
opmerken. Is deze in het algemeen bij het aardoppervlak omstreeks den middag
maximum en minimum in de nachturen, op bergtoppen vindt men daarentegen de
grootste snelheid in de nachturen en de kleinste in den middag.
Ned.-Indi.
Het klimaat van Ned. Indi wordt hoofdzakelijk bepaald door de moessons,
die het gevolg zijn van het verschil in luchtdruk boven Azi en Australi. In Januari
heerscht wegens de lage temperatuur een hooge drukking over geheel Azi, terwijl
in Australi daarentegen zomer en hooge temperaturen heerschen en de barometer-
stand lager dan de gemiddelde jaarlijksche stand is. In Juli is d...”
|
|
2 |
 |
“...zandsteen (molasse).
" Jongere tertiaire formatie of Neogeen (jongere bruinkolengebergten) :
a. Mioceen: kalken en zandsteenen.
b. Plioceen : los rivier- en berggesteenten, zand.
^ land)^a^re ^orma^e (omhooggeschoven gebergten en bezonken aangespoeld
a diluvium of Plistoceen. Men vindt de eerste sporen van menschen in Europa
Gletschersteenen en meest kalkhoudende overblijfselen.
In het noordelijke vlakke land onderscheidt men : onder- boven- en dal-
diluvium (vroeger oud-diluvium) d. i. het van diluviale stroomen horizon-
taal afgezette zand, ook wel dal- of heidezand genoemd,
b. Alluvium of Holoceen : Hiertoe behooren de nu nog plaats hebbende zoet-
water- en windformaties als rivierzand, grint, klei, leem, veen, kiezelguhr,
duinzand.
Geologische formatie van den bodem van Nederland.
PPervlak van den bodem van Nederland bestaat voor het grootste deel
h UtVla lneerze tmgen waartusschen hier en daar het dilivium aan de opper-
viaKie treedt.
De jongste lagen van het tertiair, welke in den regel...”
|
|
3 |
 |
“...bruinkolen, zandsteen (molasse).
2. Jongere tertiaire formatie of Neogeen (jongere bruinkolengebergten) :
a. Mioceen: kalken en zandsteenen.
b. Plioceen : los rivier- en berggesteenten, zand.
^ ^orma^e (omhooggeschoven gebergten en bezonken aangespoeld
a. Diluvium of Plistoceen. Men vindt de eerste sporen van menschen in Europa.
Gletschersteenen en meest kalkhoudende overblijfselen.
In het noordelijke vlakke land onderscheidt men : onder- boven- en dal-
diluvium (vroeger oud-diluvium) d. i. het van diluviale stroomen horizon-
taal afgezette zand, ook wel dal- of heidezand genoemd.
b. Alluvium of Holoceen : Hiertoe behooren de nu nog plaats hebbende zoet-
water- en windformaties als rivierzand, grint, klei, leem, veen, kiezelguhr,
duinzand.
Geologische formatie van den bodem van Nederland.
Het oppervlak van den bodem van Nederland bestaat voor het grootste deel
uit aHuvmie neerzettingen, waartusschen hier en daar het dilivium aan de opper-
vlakte treedt.
De jongste lagen van het tertiair, welke...”
|
|