Your search within this document for 'gas' resulted in 69 matching pages.
 
1

“...984206 1000 Z.-Amerik. voor Boli- via, Chili, Columbia, Costarica, Ecuador, Guatema- la, Hondu- ras, Nica- ragua, Pe- ru, S. Sal- vador on Venezuela. Me tri el. Oud Spaansch: 1 Vara = 3 Pies -- 4 Palmos = 0,8359 M 1 Legua = 5,565 KM .... .stelsel vc 1,1963 0,1797 lgens conventie tussch Oud Spaansch: 1 Fanegada = 35,02 M* , 1 Manzana = 0,6987 HA ... 1 Caballeria (Chili) = 1340,3 M* . (Columbia) = 3864,6 M (Ecuador) = 4520 M1 en de stat 1,4456 en van 3 Jan.1910. Oud Spaansch: 1 Cahiz 412 Fane- gas 4 12 Celemines 6,66 HL. . 1 Cantara 4 8 acum- bres 4 4 Cuartilles 16,328 L . 1 Moyo = 2,5826 HL..... 1 Pipa=4,3570 HL 1 Bota=4,8411 HL 0,1502 0,0612 0,3872 0,2295 0,2066 Oud Spaansch: 1 Quintal 4 4 Ar- robas 4 25 Libras 4 2 Marco 4 8 Oncas = 46 KG . 1 Tonnelada = 20 Quintal = 920 KG 2,173 9 100 0,10862 100 Zweden. Metriek stelsel. Vroeger: 1 Kamn 4 3 Alen 4 2 voet (fot) 4 10 duim = 1,781 4 M 1 Mijl = 10,688 6 KM 0,5614 0,0936 Metriek stelsel. Vroeger: 1 Tunnland 4 2 Spanland 4 16 Kap- land 4...”
2

“...van Mariotte en Gay-Lussac (zie bldz. 427) toepasselijk is, alzoo volmaakte gassen (in werkelijkheid voldoet geen enkel gas daaraan), dan heeft men daarbij dus gevallen van adiabatische en isothermische toestandsverandering (zie bldz. 428) In het algemeen zal, wanneer aan een gas een zekere hoeveelheid warmte wordt toegevoegd (welke in het begin klein = dQ ge- dacht wordt) de temperatuur met dT toenemen en het volume met dv. Voor de toe- name aan temperatuur is noodig een daarmede evenredige warmtehoeveelheid cdT en voor de volumeverandering een daarmede evenredige arbeid A p dv, wanneer p de druk op het gas voorstelt, alzoo is dQ = c dT + A p dv...............................(1) Heeft men nu een gas, waarvan volume en temperatuur veranderen, maar de druk constant blijft en v, en T0 de begintoestand aangeven, terwijl deze grootheden v, en Ti worden, wanneer aan het gas een zekere hoeveelheid warmte is toegevoegd, dan wordt (1) gentegreerd waarin Q = c (T,T0) + A p (Vi-v)...................”
3

“...404 ARODYNAMICA. Strooming door een reservoiropening. Heeft men een met gas gevuld reservoir onder constant gehouden druk p0, waaruit het door een opening of leiding stroomt, waarbij het gas een constanten druk pj te overwinnen heeft, dan zal het eenheidsgewicht van het gas, dat in het reservoir een volume v had, in de leiding een volume vt innemen en de verrichte arbeid zijn p0v0 pjVt terwijl het inwendig door de volumeverandering een arbeid verricht heeft van p dv of totaal PoVo PlVj welke arbeid gelijk is aan de vermeerdering in levende kracht 1/l m' of voor de massa 1/g van het eenheidsgewicht rv, yj Pof'o PiVn + pdv = VY...........................4 waarin U de snelheid van het gas bij uitstrooming. In verband met de algemeene vergelijking (1) en de wet van Mariotte en Gay- Lussac heeft men dan ook Ir = [q k c (T, T0) j...............................(5) waarin T, en T0 de temperaturen van het gas buiten en binnen het reservoir. Wordt geen warmte toegevoegd of ontnomen, dan wordt...”
4

“...ARODYNAMICA. 405 Daar de beweging permanent is gedacht, moet het gewicht van het door alle door- sneden der leiding gevoerde gas constant zijn of f g u U = constant of bij u constant t g U = constant of ook f U = constant en omdat de temperatuur overal gelijkblijvend is ondersteld, wordt J = k constant f alzoo ook pU = k1 constant. zoodat U=~ of dU = p P P1 Deze waarde in de algemeene formule gesubstitueerd geeft = P2g dz + k'p dp + p2 ds of gentegreerd van o tot h en van p0 tot pt kl' lg = jVg dz +-- (p,* p02) + P ds o o waarin h alzoo het pizometrisch niveauverschil over de lengte L voorstelt en p0 en Pj de drukkingen van het gas bij het begin en eind der leiding. Daar men de drukverandering met de lengte en de hoogte der leiding niet weet en ^-p ook niet bekend is, is de vergelijking niet verder te integreeren, zonder eenige aanname te maken of te vereenvoudigen. Voor vele toepassingen zijn de drukkingen p0 en p, weinig verschillend, alzoo is de verhouding -*-* ongeveer = 1 dus de...”
5

“...evenredig is aan den absoluten druk. Lucien Mannier leidde voor lichtgasleidingen uit theoretische beschouwing de volgende formule af J = 2729 Vn -Q" D* waarin J het drukverlies per Meter buis in mM waterhoogte, Q het afgevoerde volume in M per uur, D middellijn buis in mM n het s. gew. van het gas bij dat van lucht = 1 genomen ( 0,40) De formule geldt behalve voor kleine snelheden ook voor kleine middellijnen. In Duitschland bezigt men voor gasleidingen veel de formule van Pole J = 660 m n -9- waarin J in mM waterhoogte het drukverlies per M1 m een wrijvingscofficint gelijk 0,0105 voor buizen beneden 80 mM en normalen druk 0,003 voor grootere buizen Q de uitvloeihoeveelheid in M per uur, n het s. g. van het gas 0,40) D de middellijn der buis in cM. Neemt men n op 0,40 aan en de buismiddellijn in mM, dan worden de beide formules Monnier: J 0,001350 -jy- Pole (bij m = 0,003) J = 0,000 495 ~ (bij m = 0,0105) J = 0,001732 5-H- waarin U in M per uur....”
6

“...stoffen. De dichtheid, p of specifieke massa van een stof is de massa (hoeveelheid materie) van de volume-eenheid van de stof. Het specifiek (soortelijk) gewicht is het gewicht van de volume-eenheid van de stof en dus gelijk aan p x g. Dichtheid en soortelijk gewicht worden door gelijke getallen uitgedrukt, wan- neer men beide in water als eenheid uitdrukt. Onder dichtheid van dampen en gassen neemt men ook aan de verhouding van de getallen, die het gewicht voorstellen van een bepaald volume van het gas en dat van een evcngroot volume lucht bij dezelfde temperatuur en drukking. Deze dicht- heid wordt ook wel volumcgewicht genoemd. Hierbij onderstelt men, dat de gassen en dampen nauwkeurig de wetten van Gay-Lussac en Boyle volgen. Zuiverder ware het bij gassen als soortelijk gewicht aan te nemen het getal, dat het gewicht van de volume-eenheid voorstelt bij een warmtegraad van 0 en een drukking van 76 cM kwik, het z.g. litergewicht (zie blz. 422). Het soortelijk gewicht van een damp is dus volgens...”
7

“...stoffen bij 760 mM druk. Aether...................117 C. Alcohol (abs.) . . 100 Keukenzoutoplossing verzadigd18 Glycerine...................20 ^ Zeewater ....... 2,5 Terpentijnolie ...... 10 C. C. Druk bij gassen. Eenheid van druk bij gassen is de KG/cM2 = 735,51 mM kwikzilver = De werkelijke druk van 1 atmosfeer atmosfeer gewoonlijk aangenomen op 1 14,223 Eng. pound per square inch. = 1,0333 KG/cM2 = 760 mM kwikzilver. Kritische temperatuur en druk van gassen. Voor de condensatie van een gas is behalve druk ook afkoeling noodig. De tem-...”
8

“...1,035 7 74 35 1,005 9 32 95 1,039 4 77 40 1,007 7 36 99 1,042 47 80 45 1,009 7 40 100 1,043 27 50 1,012 0 46 55 1,014 4 48 Eigenschappen en uitzetting van gassen. Spankracht van gassen. Is u de snelheid van een molecule van het gas, m de massa van een molecule, N het aantal moleculen per M, dan is de spankracht van het gas (per M*): p = / mNu2 of wanneer M de massa is van alle moleculen in M*: p = V. Mu*. ... (1) Daar 1 M* dampkringslucht bij normalen barometerstand een drukking uitoefent van 10 333 KG per M2 en bij 0 Celsius 1 M 1,293 2 KG weegt, volgt daaruit, dat de snelheid van een molecule in dit geval moet bedragen u = 485 Meter per secunde. Is v het volume van het gas in M', dan volgt uit de formule (1) pv = /, Mvu! of daar voor eenzelfde gas Mv constant is en bij dezelfde temperatuur u ook constant is, is in dit geval pv = constant. . . (Wet van Boyle of Mariotte). (2) Alle gassen wijken evenwel min of meer van de wet van Boyle af: bij waterstof neemt het product bij grooteren...”
9

“...het algemeen voor een gas pv = p0v (1 + 1 t) of ?Vgt = p0v0 = constant..................... (3) waarin p0 en v0 de soortelijke druk en het soortelijk volume van het gas bii o C Uit (3) volgt J pv + t 1 PoVo 1 of noemt men + t = 273 + t de absolute temperatuur T, waarbij t_________________ 273 het absolute nulpunt, dan is: = Po? = = R = constant.................(4) d. i. de wet van BoyleGay-Lussac. Hierin stelt R de zoogenaamde gasconstante voor en geeft pv = RT (p in KG/M* en v in M*/KG) de algemeene toestandsvergelijking van een gas aan, die steeds geldt, in welken toestand het gas zich ook bevindt. De gasconstante, welke voor verschillende gassen verschillend is, bedraagt al- zoo voor droge lucht s PX_ T 10 333 1,293 X 273 30.3 26,7 422,8 19,1 71.4 29,27 en voor stikstof zuurstof waterstof koolzuur lichtgas (zie ook hieronder: Verband, enz.) Mengsels van gassen. De wetten van Boyle en Gay-Lussac gelden ook voor gasmengsels. In een gas- mengsel volgt ieder gas zijn toestandsvergelijking...”
10

“...KG van het gas is, is m v de ruimte-inhoudvanhet moleculairgewicht van het gas in KG uitgedrukt of van een kilogram-molecule {mol) en deze is voor alle gassen bij gelijken druk en gelijke temperatuur evengroot en wel gelijk aan 22,4 M', zoodat het soortelijk gewicht van een gas ook is m 7 ~ 22,4 en de gasconstante voor een willekeurig gas wordt T,_____p____22,4 p 848,5 R-yT_ m T ~ m Isothermische toestandsverandering van een gas. Bij deze toestandsverandering blijft de.temperatuur gelijk en geldt dus de wet van Boyle p v = constant Het verband tusschen druk en volume wordt dus aangegeven door een gelijk- zijdige hyperbool. Adiabatische toestandsverandering van een gas. Ondergaat een gas een toestandsverandering, waarbij elke op-, of afname van warmte van of naar buiten wordt belet, dan wordt het arbeidsvermogen, dat bij samendrukking aan het gas wordt afgestaan in warmte omgezet en dat door uit- zetting aan het gas wordt onttrokken, verkregen ten koste van de warmte van het gas zelf. In de...”
11

“...in cM kwikdruk bij verschillende temperaturen (volgens Regnaull). Temp. Spanning Temp. Spanning Temp. Spanning 32 0,032 0 15 1,269 9 144 304,026 30 0,038 6 20 1,739 1 152 377,734 20 0,092 7 30 3,154 8 159 453,436 10 0,209 3 50 9,198 2 165 527,454 5 0,311 3 100 76,000 0 200 1 168,896 0 0,460 0 121 153,925 230 2 092,650 + 10 0,916 5 134 228,592 Boven de 30 is dus de toename der spanning grooter dan die der temperatuur. De spanning van een mengsel gas en damp in den toestand van verzadiging is gehjk aan de som der spanningen van het gas en van den damp (wet van Dalton, zie bldz. 427). Verdampingswarmte. De verdampingswarmte van een vloeistof is het aantal W.E., dat noodig is om 1 KG der vloeistof tegen den constanten uitwendigen druk in, in damp van dezelfde...”
12

“... warmte c kan door proeven worden bepaald, evenals de verhouding = k. r v Het verschil Cp Cy zal de hoeveelheid warmte zijn gelijk aan het arbeids- vermogen benoodigd voor uitzetting bij 1 temperatuursverhooging, welke uitzet- ting x maal het volume bedraagt, zoodat de grootte van dit arbeidsvermogen is * Povo gelijk aan de gasconstante A (zie bldz. 427), p p waaruit blijkt, dat Cp Cy = ~ = -~ waarin J het mechanisch equivalent der warmte-eenheid. Uit de kinetische theorie van een volkomen gas leidt men af, dat cp 5 + 0,95 n - Cy ~ 3 + 0,95 n moet zijn, waarin n het aantal atomen in de molecule. LICHAAM Temperatuur in graden Celsius Soortelijke warmte Aluminium 0100 0,205 5 calorie. Lood 1948 0,031 5 Diamant bij 10 0,095 5 n 200 0,273 3 800 0.455 7 IJs 2010 0,502 IJzer 0100 0.109 8 300 0,121 8...”
13

“...056 2 0,545 0,576 0,51 0,033 0,410 6 0,481 2 0,237 0,217 0,243 5 a 0,41 0,242 5 0,210 9 § 0,480 5 >. I 0,357 gemidd. 0,32 I o,au; 0,311 I 0,306 I 0 305 < 0,303 I 0,42 D warmtecapaciteii van materialen wordt veelal uitgedrukt in calorien per M* van het lichaam; zij is dus de soortelijke warmte vermenigvuldigd met het soortelijk gewicht van het lichaam (per M3). Verbranding. V erbran dings warmt e. De verbrandingswarmte of -waarde is de hoeveelheid warmte in calorien (W.E.) welke een KG of M* (gas) van een brandstof bij volkomen verbranding ontwikkelt en wordt experimenteel in een zoogenaamden calorimeter bepaald, maar kan ook uit de chemische samenstelling van de brandstof worden afgeleid, b.v. met behulp van de formule van Dulong. Voor de bepaling van de verbrandingswarmte van vaste en ook van vloeibare brandstoffen bezigt men de calorimetrische bombe van Berthelot-Mahler, waar de verbranding met zuivere zuurstof geschiedt, terwijl voor gassen en ook voor vloeistoffen de gascalorimeter...”
14

“...evenwel de ge- vormde waterdamp met de rookgassen tengevolge van de hooge temperatuur dezer gassen en moet practisch de zuivere verbrandingswarmte (bovenste verbrandings- warmte) met de verdampingswarmte van het water worden verminderd om de z.g. onderste verbrandingswarmte of stoohvaarde te krijgen. Deze is dus bij waterstof- houdende stoffen altijd lager, alleen voor zuivere koolstof zal geen verschil bestaan. Gemiddelde bovenste STOFFEN verbrandingswarmte in WE (KG- calorien) of per M* van het gas bij 0, 760 mM Gemiddelde ondersi e verbrandingswarmte of stookwaarde Paraffine...................... Talk ..................... . Was............................. Hout mt 20 % water . .. Beukenhout (13,0 % water). . Dennenhout (12,2 ) . . Eikenhout (13,3 ) . . Pijnboomhout (11,8 ) Spiritus . ................... Houtskool...................... Luchtdroge turf................ Bruinkolen met 20 % water, 5 % asch en 75 % brandbare deelen Steenkolen 11 000 8 400 9.000 3 600^-4 000 4 168 (Gottlieb)...”
15

“...4 34 NATUURKUNDIGE GEGEVENS. STOFFEN Gemiddelde bovenste verbrandingswarmte in WE (KG- calorien) of per M* van het gas bij 0, 760 mM Gemiddelde onderste verbrandingswarmte of stookwaarde Steenkolengas.................... Watergas, gecarbureerd .... ongecarbureerd . . Krachtgas of halfwatergas . . Generatorgas uit cokes .... uit kolen .... Oliegas.................... Luchtgas (250 gr. pentaan in 1 Ms) Acetyleen........................ Hoogovengas...................... Cokesovengas ....... Lichtgas ........................ Dynamiet (75 %).................. Schietkatoen..................... Cellulose........................ Suikerrietblad (ongedroogd) . (watervrije stof) ( organische stof) Suikerriet vezelstof. (ongedroogd). (watervrije stof) ( organische stof) . ............... Djatihout (oud) ongedroogd .. (jong) Melasse.................... De verbrandingstemperatuur 5 1005 300 4 4004 470 2 600 1 0001 200 7 50 1 050 8 270 2 900 13 000 950 4 000 10 700 (KG) 5 500 (M*) 1290,0 ...”
16

“...van onderen op te gieten zonder naad, geheel afgescheiden van het voorwerp, doch van hetzelfde materiaal. Machinedeelen aan aanzienlijke spanningen bloot gesteld. T Staven tot breken toe buigen en de breuk beoordeelen. Proefstuk tot IJ maal de oor- spronkelijke breedte warm uit- smeden, met wigvormigen hamer, afgerond volgens straal van 15 mM, slagen in de vezelrichng aanbrengen, zonder dat zich sporen van afscheiding vertoonen. Proef als 1. A. Opmerkingen. Algemeene doel- einden ;, kolom- men, gas- en wa- terleidingsbuizeji Als boven. Gegoten ijzer in het algemeen vol- doend aan hoogere eischen dan 2 A, wat betreft dicht- heid, e. d. m. Ie soort. Smeedstukken, welke aan plot- selinge schokken zijn blootgesteld: i kettingen, scheepsankers, haken voor kra- nen, stoot- en trekwerk van spoorwegmate- rieel e. d. m. Smeedstukken, welke gemakke- lijk geweld moe- ten kunnen wor- den. Proefstaven voor trek- en buigproe- ven, ontleend aan gereede smeed- stukken mogen niet uitgesmeed en uitgegloeid...”
17

“...history, properties and industrial application. Londen. Constable and Co. Untersuchung der Kohlenwasserstoffe und Fette. Die Asphalt-und Teerinaustrie. . vetten wnson. Oil-testers. Vorschriftenf d. Prfung und Lieferung bituminser Massen soweit die im Straszen- lief-und Hochbau in Verwendung kommen. Technisches Gemeindeblatt 1917. Bitumen. Onder bitumen kan men verstaan alle mengsels vankoolwateretoffen welke ais mineraal gevonden worden en de naam omvat dus verschillende vormen als- natuurlijk gas, natuurlijke naphta, petroleum, asphalt enz-. Asphalt of aardpek is de algemeene naam van de vaste bestanddeelen van het natuurlijke bitumen en kan van kool wordenonderscheiden, doordat het oplosbaar is in koolstofbisulfide en in ben- ? O uitschland wil men onder bitumen evenwel alleen verstaan de koolwaterstof fen, die by gewone luchtwarmte een harde of kneedbare massa vormen, welker kook- punt bij ca. 360 C. ligt en welke in chloroform, zwavelkoolstof, benzol of andere organische oplossingsmiddelen...”
18

“...vluchtige bestanddeelen. Zandkolen hebben poedervormige, in het uiterste geval samengebakken cokes; magere kolen zoowel poedervormig als samengebakken. Vette kolen hebben ge- smolten cokes; deze is bij de gaskolen sterk gespleten, bij smeedkolen eenigszins kompakt en bij cokeskolen zeer kompakt en weinig gespleten. Bruinkolen zijn van de jongste formatie en gevormd in het tertiaire tijdperk; boschkolen in het oudere krijttijdperk, terwijl in het daaraanvoorafgegane carbo- msche tijdperk de cokes-, gas- eu vlamkolen zijn ontstaan. Cannelkool is een afzonderlijke soort kolen met hoog gasgehalte en goede cokes leverend....”
19

“...de olin, heeft een s.g. van 1,0501,120 en een ontvlammingspunt van 65 C. Het kookpunt is 200 G. en volkomen vervluchtiging heeft plaats bij 360 C. De verbrandingswaarde is 88009500 calorien. De olie wordt voor Dieselmotoren gebezigd. In de laatste jaren zijn door het Kaiser Wilhelm-Institut fr Kohlenforschung te Mhlheim am Ruhr belangrijke proeven genomen met het destilleeren van kolen bij lage temperatuur met het resultaat, dat uit de kolen van het belangrijke product teer meer, maar van het gas minder gewonnen werd. Deze zoogenaamde oerteer kan als vloeibare brandstof gebruikt worden en ook is er smeerolie uit te halen. Destillatieproducten van bruinkoolteer, welke voor brandstof worden gebezigd zijn: 1) Lampenolie met kookpunt Van 170210 C., ontvlammingspunt van 4050 C. en s.g. van 0,8200,830. 2) Paraffine-olie (heldere) met ontvlammingspunt van 6585 C., kookpunt van 360 G. en s.g. van 0,8500,900. 3) Paraffine-olie (donkere) met ontvlammingspunt van 160165 C. kookpunt van 300400 C. en...”
20

“...BRANDSTOFFEN, SMEEROLIN EN SMEERMIDDELEN. 593 b. voor gas- en petroleummotoren: een niet t dun vloeibare olie met hoog kookpunt, een soortelijk gewicht van 0,91 tot 0,915 en een vlampunt van minstens 300. Men kan ook een olie met lager ontvlammingspunt zooals de gewone mineralen krukpenolie met vlampunt van minstens 180 bezigen. c. voor zwaar belaste kussens en glijdvlakken, een strooperige niet te dunne olie met een vlampunt niet beneden de 170. d. voor licht belaste kussens, zooals drijfwerken, een minder strooperige olie (wat dunner dan ruwolie). e. voor fijne machinedeelen, zooals spillen, enz. een zeer dunne olie. Volgens de voorschriften voor de levering van minerale smeerolie bij de Kon. Pruisische Staatsspoorwegen, moet deze worden geleverd als zomer- en winterolie en bij 20 C. een soortelijk gewicht bezitten van 0,900,94. Tot 160 C. verhit, mag de zomerolie en op 145 C. verhit de winterolie geen ontvlambare dampen laten ontwijken. Zomerolie moet bij -5 C., winterolie bij 20 C....”