Your search within this document for 'Java' resulted in 15 matching pages.
1

“...komt men tot het bovenstaande resultaat Bandjermassing is iets kouder, namelijk te 6 uren, en heeft in Augustus en September bijna 23°, in Juni, Juli en October iets meer; in de overige maanden iets minder of iets meer dan 24°5, naarmate zij meer of minder van de eerstgenoemde maanden verwijderd zijn. (5) Amboina is des morgens warmer; Juni tot November geeft bijna 24°5, ook April is daar even onder; December, Januari en Februari zijn de warmste maanden met 24°5. Zie aant. (6) Banjoewangie op Java blijft tusschen de 22°8 in Augustus en September, en 24°5 in Maari en April. (7). *) Zie over Labat behalve het Meteor. Jaarboek ook de verslagen der Kon. Akad. te Amsterdam....”
2

“...7 — Men ziet dus hoe gelijkmatig in den morgen de temperaturen het geheele jaar door in alle onze bezittingen blijven, ook als men niet alleen op de gemiddelde waarden let, maar tevens op die van bijzondere jaren welke in de bijlagen gegeven worden. Eigenlijk heeft men geen verandering dan die van den goeden en kwaden mousson. De windrichting is dan eenigszins anders en daarmede de hoe- veelheid der regens en het aantal der regendagen. Terwijl in den goeden mousson op Java geen wolkje zich aan den hemel vertoont, althans niet lang, en het weder aftrekt als het zijne waterhoeveelheid heeft laten vallen, doen zich in de ken- teringsmaanden reeds meer wolken op, vermeerdert de hoeveel- heid regenwater tot het dubbele en drie dubbele, maar steeds blijft de temperatuur hoog. Zelfs in de West-Indiën, alwaar toch de zon in de maanden December en Januari wat verder van het Zenith staat, geven die maanden toch nog 24—29° eiken dag gemiddeld 26°. In Guinea heeft men twee zomers in April en October...”
3

“...afggetopt. Er valt vier a vijfmaal zooveel regen overdag bij de onweders als des nachts. Overdag in de eerste en laatste maan- den des jaars soms 60 tot 90 m.M. op een dag, in de andere maanden slechts de helft. Juni tot September geven een vierde meter, de overige maanden bijna een derde. Februari en Maart 4 d.M. Dit wordt ook door de waaanemingen van Dr. Bergsma voor Batavia bevestigd. Wat ik nu mededeelde omtrent dat tal van plaatsen over Suri- name, Afrika, Sumatra, Borneo, de Molukken en Java verspreid, geldt ook van de hoofdplaats onzer bezittingen, van Batavia alwaar een van de beste, volledigste en rijkst uitgeruste observatoriums der wereld gevestigd is, waar Dr. Bergsma zijne krachten onver- moeid gewijd heeft aan het leveren van bouwstoffen voor de klimatologie van die plaats. Yoor Batavia zouden dus de ver- schillende gegevens nog omstandiger en vollediger af te leiden zijn dan dit door Dr. Krecke uit de verschillende waarnemingen gedaan is. Voornamelijk is dit het geval ten...”
4

“...tot het volle bedrag in andere werkingen terug, of ook na herhaalde gedaanteverwisseling weder in denzelfden vorm. De warmte die teveel zou zijn in de tropen wordt niet vernietigd maar zij zet de lucht uit, zij vormt waterdamp en deze lucht en damp weder tot dichtere lucht en water verdicht brengt weder dezelfde hoeveelheid warmte te voorschijn die wij verloren waanden, maar die nu op andere plaatsen, waar zij gewenscht werd, hare weldadige werking teweeg brengt. Paramaribo en Borneo, Sumatra en Java, Amboina en de kust van Guinea zouden zonder deze werking geheel verschroeien, maar van alle plaatsen gaat de overvloedige warmte weg naar het onherbergsame Siberië en de noordelijke gedeelten van Noord- Amerika. De natuur is een organisch geheel, elk deel heeft zijnen invloed, elk deel ondersteunt de andere deelen, omdat een gemeen- schappelijke oorzaak aan alles ten grondslag ligt, die wij bewon- deren ook daar waar wij ze niet kunnen doorgronden. Er is nog eene omstandigheid kenmerkend voor...”
5

“...werkende oorzaken genoemd en ten deele verklaard te hebben willen wij eene beschrijving van het klimaat aanbieden, zooals die door Wallace, Junghuhn en Swaving gegeven zijn. Zoo* iets toch kan alleen gegeven worden door hen die in dit klimaat leefden en ooggetuigen waren. Vergeeft mij dan indien ik de be- schrijving hoofdzakelijk aan anderen ontleen. De Heeren A. Russel en Wallace gaven de volgende aanteeke- ningen over het klimaat van Oost Indië. Zij onderscheiden Insulinde in het Indische gewest: Java, Su- matra, Bali, Borneo, Malacca, en in het Australische gewest: Nieuw- Guinea en Australië. Borneo, Celebes en Lombok hebben diepe zeeën. In de boven- genoemde groepen zijn slechts ondiepe wateren. Geen sneeuwbergen komen voor dan in Nieuw-Guinea. Moessons ook niet, in dien zin dat de windstreek veel zou veranderen. Insulinde ligt in het gebied der vaste passaat of streekwinden. De ONO. stroom en de OZO.- stroom stooten op elkander, maar niet altijd onder de linie. Van April tot October wordt...”
6

“...beschouwd. Het gebied waartoe Java behoort, is nu weder in twee zeer scherp gekenmerkte gedeelten gescheiden, het Westen en het Oosten, waartusschen de grenslijn ongeveer over de vulkanen Merapi en Merbaboe of ten Oosten van Kediri kan getrokken worden. De reden van dit verschil moet waarschijnlijk in de nabijheid van Nieuw-Holland worden gezocht. De lucht met de Z.O.-passaat over de noordelijke deelen van dat eiland heengevoerd heeft daar een belangrijke hoeveelheid warmte opgenomen en veroorzaakt dientengevolge groote droogte, die zich aan de nabijgelegen eilanden mededeelt, maar gedurig afneemt, naarmate de passaat meer naar het Westen over de zee heentrekt, waar hij over een steeds grooter verdampingsvlak strijkende, steeds grootere massa’s vocht opdoet; zoodat eindelijk in het Westen van Java een uiterst vochtig kli- maat gevonden wordt, terwijl in het uiterste gedeelte van dit (O.) gebied de grootste droogte heerscht. Reeds ten Oosten van den Diëng (vulkaan op Java) is dit verschil merkbaar...”
7

“...— 20 — en hij, als of hij er geweest was, optelde welke soorten al, welke niet gemeenschappelijk op Java gevonden werden — de botanici zijn verrukt over den rijkdom van den plantengroei in onze koloniën. Mochten vele jonge geleerden in ons vaderland zich gedrongen gevoelen om den aard en de rijkdom dier hout- soorten persoonlijk te leeren kennen, opdat naar hunne voorlichting aan het Gouvernement geschikte middelen aan de hand gegeven worden om ze voor onzen handel en industrie nuttig te maken. Maar keeren wij terug tot Wallace die op de volgende wijze den indruk beschrijft bij het eerste zien van Java opgewekt. Reeds, zoo zegt hij, als men het nadert treft ieder de Koralen-zee om Java. Als „land” geroepen wordt verlangt men de wonder- reuzen te zien, waarbij Duitschlands eiken klein zijn, maar ziet eerst later de zee van blauw groen worden en dan bemerkt men dat die groene massa uit duizenden van schoone met glim- mende lederachtige bladeren en vormende loofboomen bestaat, die, o wonder...”
8

“...den noordelijken voet dezer boschrijke bergen, zooals te Buitenzorg, op verre weg het grootste aantal der dagen van het jaar heftige donderslagen dikwerf met slagregen van hagelkorrels vergezeld. Land- en zeewind worden op grooteren afstand van de kust zwakker en zijn boven de 800 M. niet gemakkelijk meer te on- derscheiden. Ook de W. en N.W. wind dringt zelden tot 1600 M. hoog door. Zoo is dan in de schoone middelvlakten en de dalen van Java de weersgesteldheid nog gelijkmatiger dan zij toch ook reeds aan de kusten is. De zoogenaamde Oostmoesson op Java O.Z.O., Z.O., O.N.O. is de Z.O.-passaat zelf. Deze waait in alle luchtlagen hooger dan 2000 M. het geheele jaar door, gelijk de rookwolken der vulkanen dit duidelijk aangeven; ook terwijl in Januari en Februari de W. of N.W. soms W.Z.W. wind beneden stevig doorstaat en met dichten regen alluviale vlakten bedekt. Heldere morgens en nachten en gelijk- matige weersgesteldheid onderscheiden het geheele jaar door de hoogere. gedeelten van het...”
9

“...— 23 — geschatten Stamkart met aanteekeningen ia het licht gegeven, waaruit ik kortelijk het volgende samenbreng ook om de tegen- stelling tusschen de lagere en hoogere streken van Java en vooral de verschillende seizoenen te doen uitkomen *) Hij onderscheidt A. den helderen tijd Juni tot September; de onstuimige tijden den een in April en Mei, den ander in October en November en den bewolkten tijd van Dec. Maart. In den hel- deren tijd dan is de lucht nagenoeg onbewolkt tijdens den zons- opgang en ook vaak weder na zonsondergang. De lucht bezit dan een buitengewone doorschijnendheid, van Tjogrek ziet men met een kijker de schepen op de reede liggen. Een koude lucht stroomt uit het zuiden tusschen den Salak en den Gedeh door, alles ver- eenigt zich om in den Oostmoesson aan Buitenzorg een koele lucht te geven. De droge thermometer wijst dan des morgens vroeg soms 16° aan, maar reeds te 9 uren heeft men 25° en te 2 uren 29 a 31 graden. In stede van den frisschen zeewind te Batavia is het...”
10

“...van de aarde en op ieder dier plaatsen met een verschillende kracht werkt, ook anders op verschil- lende tijden. Wij spreken eerst over de richting door twee grootheden bepaald: declinatie ten opzichte van den meridiaan en inclinatie ten op- zicht van den horizon. In onze koloniën zijn beide zeer gering, dat wil zeggen dat een magneetnaald in haar zwaartepunt opge- hangen even ten noorden van Borneo en. Sumatra juist horizontaal wijst d.i. niet voor of achterover neigt en dat zij even bezuiden Java ook juist naar ’t noorden wijst d.i. niet van den meridiaan afwijkt. De inclinatie is in Atjeh — hetgeen ik noem om te toonen dat wij daar althans ook de beschaving der wetenschap verbrei- den, 7° naar het zuiden en de declinatie is in Batavia 1°40'. Het spraakgebruik ’t welk zegt: de magneetnaald wijst naar het noorden kan dan voor onze koloniën gelden, maar als men het letterlijk opvat is het slechts ten deele waar. Op sommige plaatsen wijst zij in werkelijkheid 1° tot 10° tot 25° en meer graden...”
11

“...Noordpool der aarde, en voorts heeft men opgemerkt dat op de plaatsen van het Zniderhalfrond het Zuidereind der naald meer en meer duikt, ook totdat zij op eene plaats in de Zuidzee weer vertikaal staat, maar nu met het Zuidereinde loodrecht naar be- neden en dus precies in omgekeerde richting wijst als in N. Amerika. Het is nu niet waar dat de lijn zonder inclinatie juist de aequa- tor zou zijn maar toch wel ten naasten bij, en weder is het waar dat in Oost-Indië de lijn slechts even bezuiden Java gaat....”
12

“...volkomen goed gekend worden. Alex, von Humboldt wees steeds daarop en Capt. Elliot werd in 1849 door de Royal Society aangespoord om in onze Oost-Indische bezittingen ze op verscheidene plaatsen te bepalen. Hij heeft daaraan zooveel moge- lijk voldaan, maar zij moesten herhaald worden juist omdat men weet dat deze afwijkingen in den loop der tijden veranderen. Zoo belangrijk werd dit geacht, dat reeds Dr. Swaving, de waar- nemer op Buitenzorg in 1851, uitdrukkelijk den wensch uitsprak dat toch op Java een magnetisch observatorium mocht. opgericht worden. Alex, von Humboldt schreef daaromtrent den Gouverneur-...”
13

“...een van onze jonge geleerden, Dr. van Rijckevorsel, zich daartoe aanbood geheel onbaatzuchtig en zonder eenige ondersteuning dan dat hij op Rijks kosten de noodige instrumenten zich mocht aan- schaffen en van Rijksgelegenheden mocht gebruik maken; deze ver- trok in 1876, na voorbereidende oefeningen in Utrecht, Hamburg, Güttingen en Kew. Hij getroostte zich vele ontberingen en heeft met groote volharding van 110 plaatsen op de verschillende eilanden binnen den kring van Amboina, Celebes, Timor, Java, Sumatra, ja zelfs met aaneensluittng aan Singapore, de drie of althans twee van de magnetische elementen bepaald. Ook met de bepalingen te Batavia door Dr. Bergsma, die hem op alle mogelijke wijze den arbeid mogelijk en lichter maakte, bracht hij zijne waarnemingen in verband, en de vergelijking met de bepalingen van Capt. Elliot maakte het nu mogelijk dat wij voor geruimen tijd de verschijnselen van het aardmagnetisme kennen, daar hij ook de jaarlijksche verandering uit de vergelijking van zijne...”
14

“...de grootste hoeveelheden. Jan. Febr. Maart April Mei Juni Juli Aug. Sept. Oct. Nov. Dec. 527 435 390 398 407 348 349 322 281 256 330 141 een enkele maand kan dus hier nog heel wat verschil geven. Op een zelfden dag vielen de grootste hoeveelheden Jan. Febr. Maart April Mei Juni Juli Aug. Sept. Oct. Nov. Dec. 75 95 83 80 58 46 36 60 66 91 50 59 Bronnen. De waarnemingen van de Heeren Dr. Onnen, Rooseboom en Swaving. Tijdschrift van het Kon. Ned. Instituut, deel IV, p. 77: verder Junghuhn: Java, en Ned. Meteor. Jaarboek 1855. Voor Batavia zijn de uitkomsten berekend uit Dr. P. A. Bergsma, Magnetical and Meteorological Observations at Batavia en uit Bergsma en Van der Stok, Regenwaamemingen in Nederl. Indië 1877—1880....”
15

“...— 48 Juli W. 57^57'N. Augustus » 64°irN. September » 77° 49' N. October » 61°30'N. November » 30° 18' Z. December » 19° 50' Z. 4.06 46 4.19 40 4.62 56 4.57 80 4.12 118 3.06 116 Maandelijksche Regenhoeveelheden in Oost Indie in millimeters: Sumatra Java Jan. West Oost Padang Gebergt W est Oost Borneo e laag hoog laag hoog West Oost 216 312 256 307 357 321 276 415 1002 312 Feb. 123 321 304 246 249 372 199 428 562 262 Maart 91 301 271 236 292 359 208 406 507 320 April 201 268 357 234 194 330 139 235 209 263 Mei 336 231 465 218 144 204 112 199 131 236 Juni 183 173 324 79 207 340 162 245 176 213 Juli 125 167 271 121 252 195 68 110 104 151 Aug. 267 169 406 177 103 160 33 76 36 177 Sept. 219 185 490 227 137 199 27 72 38 137 Oct. 284 297 561 219 159 280 30 161 116 236 Nov. 388 281 447 270 228 351 115 295 215 310 Dec. 290 383 482 370 259 314 239 380 858 332 Gemid. 251 258 387 223 206 290 136 246 329 247 Eilanden Amboina en Banda 227 123 173 319 479 649 536 424 212 129 150 170 299 Uit...”