1 |
 |
“...nacht! hoe voel ik mij verheugd!
E R N E S T U S.
Bepaal uw blijde taal, mijn gade! en wil mij hooren.
Het uur van ons ontzet is mooglijk haast geboren.
Doch vlei u niet te veel; ligt is ook ’t uur nabij
Waarin ons onheil klimt, door Englands heerfchappïj.
Na wij gezamentlijk, omtrent drie honderd fchreden,
Zoo ftil ’t ons mooglijk was, reeds waaren voortgetreden,
Terwijl elks harte blaakte in fleren heldenmoed,
Heeft ons op weg een flaaf van Frederik begroet.
Martellus, op wiens woord men veilig mag vertrouwen ,
Op wiens beproefde deugd heer Fredrikfteeds dorst bou-
wen ,
Berichtte ons, hoe deez’ nacht, aan’seilandsachterkant,
Met ongemeene ftilte, een krijgsmagt was geland.
Hij, ijllings aangefpoord zijn’ heer dees maar’te brengen,
Ontmoette oils juist op weg. De tijd kan niet gehengen
Dat ik aan u ontvouw de redewisfeling.
Vol fchrik, vol vreps en hoop, die beurtlings ons beving,
Beflooten wij nu eens ons oogmerk door te zetten ;
Dan fcheen voorzigtigheid ons d’aanflag te beletten:
In ’t...”
|
|