1 |
|
“...34 DÈ MARQUIS DE BQUILLÉ,
FLOR IS.
Wij roemen mede, als gij, op deugd en heldenmoed^
Wij hooren mede, als gij, tot Neêrlands wakkre braaven.l
KAREL.
En toont u, voor ons oog, als waart gij Britfche flaaven.
Nog eens: beraad u kort: ’t is tijd ; ’t is meêr dan tijd;
Men fterve of overwinn’! wij zijn toch alles kwijt |
FLOR IS.
Uw taal fchijnt heidentaai; maar ze is alleen verwaten.
Gij kunt niet meêr dan ik der Britten fnoodheid haaten;
Maar deeze haat verblind mij met geen’ valfchen fchijn,
Bik Nederlander is...
ernestus.
Neen, hoort een held te zijn.
,, Geen eedle ziel, die de eer of’t leven moet verliezen,
,, Kan immer twyflen welk van beiden'hy moet kiezen.”
Zie daar de taal eens heids! dus fprak weleer de ryk.
Wel,hebt geeenHollandsch hart?dat dan uwgrootheid blijk’.
Gij hebt u, met een’ eed, aan ons belang verbonden.
Verbreekt ge uw’ eed, en achtge uw deugd nog ongefchon-
([den?
’t Is waar.’k ontveins het niet,’t is meêr dan al te waar,
Onze onderneem ing is ten hoogden vol gevaar...”
|
|