Your search within this document for 'fir' resulted in one matching pages.
1

“...,, Waarhenen trekt gij toch zoo fpoedig,mijne vrinden? „ Wat is ’er gaans? wat zult of wilt ge u onderwinden ?” Dus fprak de generaal, en ’t antwoord was: „ Niets meer „ Dan dat de Franfchen u gevangen neemen, heer, 1 „ En dat Euflatius door hen flechts is hernomen”, Der Britten hoofdman fchecn als uit den flaaptekoomen, De trotsheid zyns gelaats vervloog met éénen vaart. Men ligt, al fchimpend’, hem van ’t trappelende paard, En zet hem op den grond. Hij ftaat geheel verlegen: *t Was juist of fir Cockburne een’ zinvang hadt gekregen. In ’t kort, men eischt van hem het fcherpgewette ftaal, En roept al hoonende uit: „ Lang leev’ de generaal! „ Lang jL...”