Your search within this document for 'sorghum' resulted in 15 matching pages.
1

“...13 De meeste plantages op Curasao bestaan uit twee afdeelingen, , de eenë omvat de berghellingen en is öf kaal, öf alleen met echte xerophvten beplant, de andere bestaat uit de dalen of kommen en is dikwyls van vrij zwaar geboomte voorziep, voor het meerendeel vrucbtboomen; gewoonlijk wordt dit laatste deel op het eiland bestempeld met den naam van „hofje”. In den regentijd wordt op de berghellingen ook wel gras of sorghum (pp onze Antillen bekend onder den naam van „kleine mais”) gekweekt. Hoewel men in de hofjes dikwijls fraaie boomen aantreft en .somtijds van zoodanigen om vang en zulke zware schaduw gevend, dat men zich niet verbeelden zou op een dor en onvruchtbaar eiland te zijn, zoo is toch de algemeene indruk van de meeste ondernemingen, dat deze zich in een toestand van groote verWaarloozing bevinden. En ook de woonhuizen op die onder- nemingen zien er meestal vuil en vervallen uit, by ' velen zou men eerder aan een verblijf voor ’dieren dan voor menschen denken. En inderdaad staan...”
2

“...14 Als eerste voorbeeld noem ik Fuik. Fuik behoort met Duivels- klip en Oostpunt aan dezelfde eigenaren; het is een groot complex van terreinen, waar alleen op een zeer klein plekje wat sorghum geplant wordt, terwijl de rest niet in cultuur is. Wel staan er talrijke divi-diviboomen , maar deze worden niet onderhouden en niet bygeplant. Er worden groote massa’s vee gehouden , d. w. z. er leopen vólgens den beheerder + 4000 geiten vrjj rond, waarvan er slechts 600 ’s avonds in de kraal komen, verder een groot aantal schapen, koeien en ezels. Zij zoeken hun voedsel waar zjj het toevallig vinden, in tijden van droogte gaan er een aantal door voedselgebrek te gronde. Van tijd tot tijd worden er eenige opgevangen en als slachtvee in de stad verkocht. Op de onderneming bevinden zich twee waterbassins; het eene, hoogst gelegene, wordt in het geheel niet gebruikt, het andere vormde op het oogenblik van ons bezoek eèn zeer groote watervlakte, die aan den rand droog begon te_ worden, gedeeltelijk...”
3

“...genoemde, is Groot Sint Joris. Toch is ook deze een typisch voorbeeld van een Cura9aosche plantage, daar de eigenaar wel het een en ander aan de onderneming heeft ten koste gelegd, maar zonder vast 'systeem, zonder voldoende kennis van het landbouwvak. Groot Sint Joris heeft 21 putten met Amerikaansche windmolens, die een groote massa water leveren. Dit water dient tot bevloeiing van velden in hoofdzaak beplant met twee Sorghumsoorten , maar hierbij vindt men kenmerkend Cura^aosch tusschen de Sorghum in Sapodilles, papajas, watermeloenen en pompoenen. Dit is trouwens de algemeene plantwjjze der negers in geheel West-Jndië, op hetzelfde stuk grond worden allerlei gewassen door elkaar heen gekweekt, omdat de neger meent, dat hjj dan veel meer van zjjn grond trekt. Hjj begrijpt niet, dat op die wijze de eene plant de andere in haar ontwikkeling belemmert, zoodat hij ten slotte minder opbrengst krijgt dan zonder die mengcultuur. En ditzelfde denkbeeld is nu op Curasao bij tal van blanken zoo...”
4

“...Curasao: Savonet en eindelijk de best beheerde plantage, die als voorbeeld kan gelden van wat er mogelyk is: Groot Piscadera! Op Siberië en het daaraan grenzende Fontein, beide aan dezelfde eigenaren toebehoorende, komt de beheerder een dag in de week toezicht houden. Men vindt er vry groote waterreservoirs, die in hoofdzaak voor het drinken van het vee gebruikt worden. In het hofje staan eenige cancantrees, mahonieboomen, guaves, tamarindes, papayas, kokos- en dadelpalmen, terwijl er verder sorghum en maïs gekweekt wordt op een terrein, waar ook andere planten groeien, waaronder verschillende komkommerachtigen, okro (Hibiscus esculentus), enz. Gras wordt niet gekweekt; wat men vindt is toevallig opgeschoten. De beheerder deelde my mede, dat hjj wel eens proeven genomen had met bemesting en met ploegen, maar dat deze mislukt waren. Divi-divi wordt op vry groote schaal uitgezaaid, ongeveer op de wyze, zooals dit op Knip geschiedt. Op de onderneming Fontein, die vroeger aan andere eigenaren...”
5

“...had ontvangen en dat dit nog altyd niet verkrijgbaar was op Curacao. Op de onderneming vindt men kweekbeddingen van Sisal (Agave rigida var. Sisalana) en van Mauritiushennep (Fourcroya gigantea); hierover zal in het laatste deel van dit rapport nader gehandeld worden. Verder worden er proeven genomen met de benboom (Moringa pterygosperma); de cultuur hiervan gelukt zeer goed, maar tot nu toe is niet gebleken, dat de benolie, uit de zaden geperst, handelswaarde bezit. Ook op deze plantage wordt Sorghum gekweekt en ook hier weer vindt men een mengcultuur (daar- fusschendoor byv. meloen, watermeloen en pompoen). Verder treft men er een aloëaanplanting aan, waaromtrent ik hier niet nader wil handelen , omdat er by de bespreking van Aruba meer over de aloë gezegd zal worden. De eigenaar van van Engelen gebruikt schapenmest op zyn onderneming, ik zag er o.a. een klein proefveldje van bataten of zoete aardappelen, waar de invloed van de mest zeer duidelyk zichtbaar was. In het hofje vindt men naby...”
6

“.... Ik spreek van overtollig water, omdat het dient ter vulling van reservoirs; zoodra deze gevaar loopen te vol te worden treedt de hier ge- noemde inrichting in werking. Op de onderneming vindt men fraaie velden met Sorghum; deze worden bemest met geiten- en schapenmest, maar alleen om een zeker aantal jaren, terwijl zij daarna weer eenige jaren onbemest blijven. Uit de verte was trouwens aan de donkergroene kleur der bladen reeds waar te nemen, op welke plekken kort geleden mest was toegepast, terwijl op velden, die in lang niet bemest waren, de planten een geel uiterlijk hadden. Driemaal in het jaar wordt het on- kruid gewied, zoodat het nooit hooger wordt dan eenige centi- meters. Vóór het planten wordt geploegd met Amerikaansche ploegen door ossen getrokken. De Sorghum wordt daarna in plantgaten gezaaid , telkens ± 12 korrels in elk plantgat en deze op een onderlingen afstand van 3'/2 voet. Op het eerste gezicht lijkt deze plantmethode zeker niet rationeel, maar nadere proeven zouden...”
7

“...kaansche windmolens geplaatst en leidingen over de geheele onderneming gelegd. Alle grond wordt nu omgewerkt, er wordt veel geploegd en goed bemest en het resultaat is, dat het geheel er op het oogenblik uitstekend uitziet. Men bedenke daarbij, dat dit bereikt is in eenige jaren, die als buitengewoon droog bekend staan, terwijl de heer Jones oorspronkelijk geen land- bouwkennis bezat, maar zich met behulp van boeken op de hoogte gesteld heeft. Er zijn twee hofjes; in het groote vindt men behalve sorghum een massa vruchtboomeu en wel niet alleen oude hoornen zooals op de meeste andere ondernemingen, er wordt hier geregeld bijgeplant en de jonge hoornen zien er uitstekend uit. Ik noem onder de boomen uit dit hofje manga.s, sapodilles, citroenen , knippen , enkele koningspalmen, terwijl er verder pompoenen, meloenen en watermeloenen geteeld worden. In het kleine hofje vindt men dezelfde gewassen, maar verder vooral kokospalmen , die hier zeer goed groeienomdat de bodem hier, dichter bij de zee...”
8

“...de winsten die met de zoutpannen gemaakt zouden worden, loopen zoodanig uiteen dat ik ze niet vermelden kan. Het is my opgevallen (zoowel hier als op Cura9ao), dat ook by dit bedrijf weer de noodige kennis ontbreekt. Vragen door ons gesteld omtrent de samenstelling van het water in de verschillende pannen, enz. konden niet beantwoord worden. Meer Noord-Oostelyk van Kralendyk bezocht ik de onder- neming Guatemala. Op weg daarheen ziet men een aantal kleine terreinen, door de negerbevolking met Sorghum beplant, meestal de gewone negerkultuur, waarover reeds iu § 2 gesproken werd. Guatemala is ongeveer 80 hectaren groot, waarvan een vierde gedeelte met aloë beplant is. Dit terrein is zeer sterk door onkruid overwoekerd ; hoewel er reeds 65 jaar achtereen aloë op gekweekt wordt, denkt de eigenaar niet aan het gebruik van mest. De eigenaar deelde my mede, dat de aloëkultuur niet meer loonend was; immers de kostprijs — alles inbegrepen — was 6 cent tegenover een verkoopsprijs van 9 cent; ik vermoed...”
9

“...32 waar wel hier en daar Sorghum en aloë verbouwd worden, ook mooie grasveldën voorkomen, maar waarvan het grootste gedeelte ook weer wild is. De grootste onderneming op Bonaire is Slachtbaai Zooals uit het reisbericht in § 1 blijkt, werd deze niet door mij be- zocht. Daar ik echter de reis per schoener met den eigenaar maakte, vernam ik er toch wel het een en ander van. Bet geheele Noordwesten van Bonaire, misschien ‘/4 van het eiland, is in zyn handen. Daarvan is slechts 20 hectare in cultuur met aloë en maïs, verder komt er in het wild divi-divi en gras voor, maar overigens wordt het land gebruikt voor wild rond- loopende geiten, schapen en ezels; hoeveel er van deze dieren zijn, is den eigenaar geheel onbekend. fly laat er van tyd tot tijd eenige opvangen (in den drogen tijd door de putten gedu- rende enkele dagen te sluiten en er dan weer enkele te openen, waar het- vee nu natuurlijk bijeenkomt) en verkoopt dan de huiden. Voor voedsel wordt niet gezorgd, gras wordt niet ge- sneden...”
10

“...de plaats, waar het water uit de rots te voorschijn komt, is hier opengehakt tot een soort van grot. Met dit water wordt een hofje besproeid, dat er zeker zeer goed zou kunnen uitzien, maar dat ook weer door gebrek aan kennis verwaarloosd is. Er staan kokospalmen, waarvan er een aantal door een ziekte afgestorven zijn, oranjeboomen — eveneens met afstèrvende spruiten — dadels en andere vrucht- bommen. In de schaduw wordt meloen, watermeloen en zelfs mais geteeld. Daarnevens stonden velden met sorghum, waarin ook een ziekte werd opgemerkt. Op de gouvernementsgronden wordt niet alleen veel onrijpe divi-divi geplukt, maar ook worden veel boomen gekapt voor brandhout en houtskool, niet alleen voor direct gebruik op het eiland, maar ook voor uitvoer (er werd in het jaar 19C0 uit- gevoerd volgens het Koloniaal Verslag voor een gezamenlijke waarde van f 6 846,21.) Men zou misschien het verstandigste doen, door den uitvoer hiervan volledig te verbieden Zooals uit het bovenstaande blijkt, is cultuur...”
11

“...en op het oogenblik is er nog maar 3/4 acre met aloë beplant/ Het is voor de aloëcultuur op onze Antillen te hopen, dat in dè nieuwe Nederlandsche Pharmacopoea het gebruik van Curagaosche aloë zal worden toegelaten, maar dan is het ook zeer gewenscht, dat het noodige toezicht op den uitvoer gehouden wordt, zoodat geen bedrog kan plaats hebben. Hier werd boven bjj de bespreking van Curagao reeds op ge- wezen. In de naaste omgeving van Oranjestad zag ik verder zorg- vuldig bewerkte velden met Sorghum, Mais en Pindas (aard- noten, Arachis hypogaea); alles werd afzonderlijk gekweekt en was neig es op rijen geplant. Het is dan ook niet alleen de aloë maar alle cultuur door de bevolking uitgeoefend, ziet er beter uit dan op Curasao en vooral beter dan op Bonaire. Op onze tochten werd het eiland in verschillende richtingen doorkruist. Aan de Westkust werd een van de 5 kleine onder- nemingen, die daar in het Zuidelijke deel bjj Boebali liggen bezichtigd. Hier zjjn een aantal zoetwaterputten, die...”
12

“...molen geplaatst. Er worden bacoves, pompoenen, meloenen en suikerriet gekweekt, terwijl er ook enkele vruchtboomen staan, vooral guaves, maar ook knippen, oranjes en kokos- palmen. Verder is er veel divi-divi, die er fraai uitzag. Bjj een tocbt naar Buschiribana aan de Noordkust werden ook weer aloëvelden en sorghum opgemerkt. De Noordkust zelf, waar zich de stampbatterjjen en de cyanidekuipen van de goud- maatschappij bevinden, is volkomen kaal; de sterke Noord- oostpassaat en het opspattende zeeschuim maken daar bijna elke plantengroei ónmogelijk. Verder werd van Oranjestad een tocht naar het Oosten ge- maakt (op den terugweg door het dorpje Santa Oruz). Hier werden Ook weer aloëvelden aangetroffen , maar in de dalen van het gebergte, waar zich de mijnen van Miralamar bevinden, is in het geheel geen cultuur meer. Men vindt er alleen lage boschjes van tal van boompjes en heesters, die wel op de mogelijkheid van cultuur wijzen. Dicht bij de plaats, waar men de Noord-Oostkust bereikt, ligt...”
13

“...plaatsje Marigot. Zooals in mijn korte reisverslag vermeld werd, zijn ook de wegen in het Nederlandsche deel beter en in het aigemeen maakt alles in onze kolonie een beteren indruk, met uitzondering van enkele fraaie weilanden in het Fransche gedeelte dicht bij Marigot. Van Philipsburg uit werd een tocht gemaakt naar de onder- neming Cul-de-Sac van den heer D. C. van Romondt. Volgens den eigenaar is zijn land ongeveer 300 H.A. groot, maar cultuur is er bijna niet, behalve eenige plekjes met sorghum vol onkruid en een zoogenaamde proef met den aanplant van katoen, dat geheel door gras ^overwoekerd werd. Dicht bij het huis staan een aantal boomen, onder de vruchtboomen vooral zuurzak, verder manzanille, postentree , enz. Cul-de-Sac ligt in een mooi dal, waar een beekje doorheen stroomt, dat ook in den droogsften tijd, volgens het zeggen van den eigenaar nog water bevat, terwijl er bovendien verschillende prachtige bronnen zijn. Zeker kon in den drogen tijd de hoeveelheid water grooter zijn...”
14

“...katoenaanplant gezien en vooral mooie groene weilanden met goed uitziend vee. Verder werden langs den weg hier en daar vrucbtboomen aangetroffen (vooral tamarinde, zuurzak en manga). De tocht ging over het Frausche deel langs Marigot en Grande Oase, daarna weer zuidelijk naar het Nederlandsche gedeelte, liet laatste stuk van het terrein was dicht bezet met wilde heesters en boompjes; cultuur zou hier waarschijnlijk zeer goed mogelijk zijn, maar men vindt er niét veel anders dan enkele veldjes met sorghum en bataten. Op de grens van het Franscbe en Nederlandsche gebied werden hier de aansluitende ondernemingen Belplaine en Belvedère van den beer Johannes van Romondt aangetroffeu, zeker de beste van het eiland. Eeu gedeelte hiervan is met suikerriet beplant; de opgaven omtrent de grootte van dit deel loopen uiteen van 50 tot 120 acres. Dit riet zou na 13—14 maanden een oogst geven van 1 '/2 ton per acre met 10—11 °/, suiker. Het wordt gekweekt in plantgeulen volgens het Reynosysteem, waarbij op...”
15

“...er tamelijk gezond uit, hoewel het niet zeer lang was. Het wordt vermalen met een klein molentje, dat misschien 60 ’/o saP levert en ook de verdere inrichting van het fabriekje is zeer primitief, zoodat er bijv. nog in open pannen wordt gekookt. Suiker wordt ongeveer niet geprodu- ceerd , maar de stroop wordt in vaten vergist en de rum afge- distilleerd. Deze rum moet dan een 8—4-tal jaren blijven liggen om een fijne geur te verkrijgen. Op dezelfde onderneming worden verder gekweekt bataten, sorghum, maïs, uien, gewone aardappelen en voor groene be- mesting pigeonpeas. Als mest wordt overigens gebruikgemaakt van stalmest, minerale mest wordt in het geheel niet gebezigd. Tegen de berghellingen vindt men groote grasvlakten met Guinea- gras; dit komt overal vanzelf op, waar het bosch gekapt is. Daarnevens vindt men er velden met Paragras, dat opzettelijk geplant wordt. Dit is beter bestand tegen droogte; het kan een periode van een halfjaar droogte doorstaan, zoodat men zou meenen, dat het...”