1 |
|
“...zouden, behalve Curasao, niet of nauwelijks de moeite van het
noemen waard geacht worden. — Groote deelen der eilanden zijn geheel
kaal en van een zeer eentonige natuur. Alleen in voor den uitdrogenden
passaat beschutte dalen en kuststreken is de flora wat weelderiger, maar de
boomgroei is ook daar gering, óverheerschend zijn cactussen, „opuntia’s en
agaven. Geiten- en schapenteelt zijn van belang. De bevolking bestaat over-
wegend uit negers, waarvan de meesten Katholiek zijn. Hare taal is het
Papiamento, een mengtaal, waarin Spaansch het hoofdbestanddeel vormt,
terwijl verder elementen uit het Hollandsch en Portugeesch en enkele uit
Indiaansche en Afrikaansche talen zijn opgenomen. De meesten hebben het
zeer armoedig.
Curasao heeft nog geen derde der grootte van Zeeland (zie het kaartje
op blad 45 van Bos’ Schoolatlas). In de 18e eeuw werd het rijk door smokkel-
handel op de Spaansche koloniën en zijn besten tijd had het in den
Amerikaanschen vrijheidsoorlog. Thans wordt vooral doorvoerhandel...”
|
|