| 1 |
 |
“...doode Moeria-vulkaan was nog niet lang geleden een eiland; in de
18e eeuw konden zeeschepen er nog zuidwaarts omheen Varen y zoo is de
vlakte van D e m a k een zeer jong en bijna horizontaal land, een binnendelta,
waar de overstroomingen der bergrivieren zeer hinderlijk zijn, omdat het water
slecht afloopt. Een groot waterwerk heeft eenige verbetering gebracht. De
stad Demak (5) is Java’s voornaamste bedevaartplaats; zeven malen erheen
te gaan staat met den Mekkatocht gelijk; van hieruit begon de Islam de
verovering van Java. — De drogere deelen om den Moeria-voet zijn een
suikerstreek. Daarin ligt Koedoes (28), een belangrijk centrum voor den
binnenlandschen handel, die hier niet alleen in handen is van Chineezen,
maar ook van inlandsche kooplieden.
Een nog veel grootscher waterwerk dan in Demak is voor 25 jaar onder-
nomen ter bevloeiing en afwatering van het oostelijk deel der lange vlakte,
de Solo-vallei; het is om het tegenvallen der kosten gestaakt en zoo blijft
dit dal, door te geringen...”
|
|
| 2 |
 |
“...gunstige wijziging in het volkskarakter te verwachten. Aan scherpzinnigheid,
durf en volharding ontbreekt het den Atjeher meestal niet. Krachtig zijn de
vrijheidszin en het gevoel van zelfstandigheid, dat echter dikwijls tot bande-
loosheid overslaat.
De positie der gehuwde vrouw is vrij hoog; de vrouwen der hoofden oefenen
meestal een belangrijken invloed op hun echtgenooten. Aan kunstzin ontbreekt
het niet. De Atjehers achten zich ijverige Mohammedanen, hoewel vele hunner
gewoonten met den Islam in strijd zijn en dan wint de adat het van den laatsten.
Midden-Sumatra.
Bezuiden de Toba-hoogvlakte begint de afwisseling van dicht bewoude
ketenen en vruchtbare lengtedalen, met veel rijstbouw en cultuur van rubber
en klappers. In de residentie Tapanoeli zijn ze echter nog veel minder
bevolkt dan in de Padangsche Bovenlanden, waar bovendien vruchtbare, kleine
hoogvlakten liggen, bedekt met tuf, verhard vulkanisch zand. De belangrijkste
lengtedalen van Tapanoeli zijn dat der Batang Toroe (het...”
|
|
| 3 |
 |
“...37
hiertoe ook krachtig mede. Het centrale deel der Batak-landen is thans
overwegend Christelijk; het Noorden, de streken W., N. en O. van het
Toba-meer, is nog bijna geheel heidensch, maar ook hier dringt de zen-
ding door. Het Zuiden is in den nieuweren tijd bijna geheel tot den Islam
overgegaan.
Tot de westkust zendt het gebergte hier slechts eenige uitloopers. De een-
maal daartusschen gelegen baaien zijn bijna alle aangeslibd tot moerassige
'■*
4
Eilandheuvel in het Karbouwengat, een der dalkloven in het
tufplateau van Agam.
WSBEm
fHé
HH
«s
fix,
BM8
WmÊÊm
Êttm
«ÊlÉl§S?§l
WÈÊËÊËÊÊSm
MÉM
mSÊÊB
g—
vlakten. Eéne inham is nog in wezen, de ruimste en veiligste de Westkust,
de baai van Tapanoeli, waaraan de belangrijkste uitvoerplaats der residentie,
Siboga (18), zetel van den resident. De andere haventjes, als Natal en
Baros, zijn kleine plaatsen; het laatste was in vroeger eeuwen om zijn kam-'
feruitvoer vermaard.
De dalen en de tufplateau’s in het grootsche bergland...”
|
|
| 4 |
 |
“...56
en Boegineezen. De onvermengde Makassaren zijn een bergvolk, dat in de
westelijke landschappen van het schiereiland woont. Het rijk Gowa is daar in
1905 tot onderwerping gebracht, evenals het Boegineesche rijk Boni, aan de
oostkust. Boegineezen en Makassaren zijn in naam Mohammedanen, maar
meer heidensch gebleven dan de andere aanhangers van den Islam. Een
heidensche priesterkaste heeft bij hen nog grooten invloed. —
Eenige jaren geleden is in het bergland achter Boni een stam van kleine
menschen ontdekt, de Toéla. Ze zijn ongeveer 1,57 M. lang en iets don-
kerder van huid dan de Boegineezen. Pas weinige jaren te voren woonden
ze in grotten en vroeger leefden ze van de jacht. Maar thans bouwen ze
huizen en zijn tot den landbouw overgegaan.
Nabij de Zuidkust ligt Celebes’ hoogste vulkaan, de Lompo Batang
(3040 M.), gelijkend op de kolossen van Oost-Java, Tenger en Idjen, met
wijden, ingestorten krater.
DE KLEINE SOENDA-EILANDEN.
Hooge vulkanen verrijzen in de noordelijke rij; de hoogste...”
|
|
| 5 |
 |
“... De mannen dragen den hoofd-
doek en verder een jasje (baadje, van mal. badjoé), een broek, en over de
laatste een doek, die óf los wordt omgeslagen óf tot een wijde koker is
vastgenaaid en dan sarong heet. Ook de vrouwen dragen een baadje, van
anderen snit, en verder dezelfde doek.
De eigenlijke Maleiers wonen in Midden- en Zuid-Sumatra en op de eilanden
ten O. daarvan; als kolonisten hebben ze zich op de kusten van Borneo en
Java gevestigd.
Een volgende groep vormen de volken, onder wie de Islam weinig vor-
deringen heeft gemaakt. Hiertoe behooren de Bataks, de Dajaks en de
j§;
;
'Sfe
m
Aanzienlijke Javaan uit Jogjakarta....”
|
|
| 6 |
 |
“...worden beschouwd.
De meeste heidenen in den Archipel gaan om zoo te zeggen dagelijks met
de zielen om, en deze „lastige oude heeren en dames” maken hun het leven
zeer moeilijk. Overgang tot een hoogeren godsdienst is voor hen een groote
stap, waartoe ze niet licht besluiten, maar die een ware verlossing beteekent
Vier vreemde godsdiensten zijn in den Archipel doorgedrongen: het Hin-
doeïsme en het Boeddhisme, de Islam en het Christendom. De tijd der beide
eerste is voorbij, die van het laatste moet misschien nog komen. Thans is
het Westen van den Archipel grootendeels tot den Islam bekeerd, het Oosten
meerendeels heidensch. Borneo vormt een overgangsgebied; in ’t Z. ligt
tusschen Lombok en Soembawa de grens van overwegend Mohammedaansch
en overwegend heidensch land.
Het Hindoeïsme, het oude veelgodendom der Hindoe’s, moet al in de
eerste eeuwen onzer jaartelling in den Archipel verbreid zijn. In de 5e eeuw
was het op Java reeds de heerschende godsdienst. In de 8e eeuw nam het
Boeddhisme daar...”
|
|
| 7 |
 |
“...113
In de 13e eeuw begint de Islam zich over Sumatra uit te breiden, in de
15e over Java. Door den val van Madjapahit in ’t begin der 16e eeuw worden
de getrouwe aanhangers der Hindoe-godsdiensten naar Java’s Oosthoek ver-
drongen en vandaar steken zij over naar Bali, het eenige eiland waar nog
thans het Hindoeïsme heerscht; het aantal Boeddhisten is er gering.
Op Sumatra — met ééne uitzondering —, op de eilanden der Zuid-Chineesche
zee en op Java zijn thans nog slechts kleine heidensche stammen, vooral de
vroeger genoemde zwervende en enkele andere, als op Java de Badoewi’s,
in ’t Z. der residentie Bantam, en de Tenggereezen, op den vulkaan Tengger
in den Oosthoek. De uitzondering op Sumatra is het volk der Bataks.
Op Borneo zijn de kust- en vlaktebewoners tot den Islam bekeerd; de
Reliefs aan den Boro-boedoer.
Dajaks, in het bergland, zijn nog heidenen. Op Celebes bleef de Islam geheel
tot de kusten beperkt, behalve op het zuidelijk schiereiland, waar de Makassaren
en Boegineezen...”
|
|
| 8 |
 |
“...114
behooren. Ze staan bij de bevolking, vooral in de binnenlanden, in groot aanzien,
en worden wegens hun bovennatuurlijke krachten zeer gevreesd. Bij allerlei ge-
gebeurtenissen treden ze op: bij het vervullen eenei gelofte, de inhuldiging van
een vorst, de genezing van zieken, enz.
Poorten van Tjandi Kalasan, een der fraaist versierde Hindoe-
tempels van Midden-Java.
WÊÊBmBBÊ
mi 1
mm,-
M.3
mmm
In de Molukken is de Islam tot betrekkelijk weinige kustplaatsen en kleine
eilanden beperkt gebleven. Ook op de Kleine Soenda-eilanden voorbij Lombok
zijn de Mohammedanen ver in de minderheid, terwijl Nieuw-Guinee met om-
liggende eilanden geheel heidensch is.
In vele streken van den Archipel bestaat bij de Mohammedanen een sterke
neiging, de bedevaart (hadj) naar Mekka te doen. De teruggekeerden heeten...”
|
|