1 |
 |
“...153
1922 in Ned.-Indië 3.821.000 K.G., in 1925 reeds 7000 ton olie
en 1150 ton palmkernen); ze zijn eerder rendabel dan
kokospalmen. In het Cultuurgebied van Sum. O. kust beslaan
ze reeds ruim 20.000 H.A. en ook in Zuid-Sumatra hebben
ze vasten voet gekregen; op Java beteekenen ze nog weinig.
Doordat het vruchtvleesch spoedig bederft en voor het ver-
werken dure machines noodig zijn, is de oliepalmteelt voor de
Inlanders veel minder geschikt dan de klapperteelt. In Deli
is ruim de helft van den aanplant Fransch-Belgisch. — Ricinus
levert uit de pitten de bekende „castorolie” (wonderolie),
die ook voor de bereiding van margarine en fijne zeepsoorten
goede diensten doet. — Soja (Mal. kedelé) komt vooral uit
Mandsjoerije, maar is in Ned.-Indië als tweede gewas bekend
(zie § 5). De Inlander eet de boonen gaarne bij de rijst en
in Europa wordt ze in de margarine- en zeepindustrie
• gebruikt. — Sesam behoort ook tot de 2J» gewassen, en
dient voor ’t zelfde doel; van de uitgeperste zaden maakt...”
|
|