1 |
 |
“...hieromtrent
eenigszins meer in bizonderheden te treden na eerst een overzicht
te hebben gegeven van de verdragen, die met het oog op de vaart door
het Panama-Kanaal van belang zijn, terwijl zij eenige historische
aanteekeningen ter verduidelijking aan dit overzicht meent te
moeten laten voorafgaan.
Historische
aanteekeningen
omtrent de
doorgraving der
landengte.
Onder de oudere plannen eener doorgraving der landengte
van Midden-Amerika is in het bizonder voor Nederland van belang
het feit, dat Koning Willem I zich in 1827 en 1828 bezig heeft
gehouden met het vraagstuk der doorgraving van de landengte
van Nicaragua, welke plannen door de Belgische omwenteling in
vergetelheid zijn geraakt.
In het jaar 1850 sloten de Vereenigde Staten en Groot-Britannië
met het oog op het graven van een kanaal door delandengte (aan
een Nicaraguakanaal werd gedacht) en met het oog op den bouw
van den Panama-spoorweg het zoogenaamde Clayton-Bulwer tractaat.
Na den Amerikaanschen burgeroorlog maakten o.a. Ameri-...”
|
|
2 |
 |
“...Oceaan zal ongeveer 80 Kilometers bedragen.
Komende van de Caraïbische Zee zal een schip door een ruim
11 KM. lang zeekanaal, gemiddeld 12,5M. diep, naar de Gatun-
sluizen stoomen, dan door 3 opeenvolgende schutsluizen gelicht
worden tot het 25.8 M. hoogere peil van het kunstmatig gevormde
Gatunmeer. Na ongeveer 38,5 K.M. door dat meer te hebben
gestoomd zal het schip te Bas Obispo, waar de bergrug van
Culebra aan vangt, het eigenlijk gegraven kanaal bereiken, dat
ongeveer 15 KM. lang is, 91 M. breed op den bodem (welke 12,19 M.
boven zeepeil ligt) en 13,7 M. diep.
De zoogenaamde Pedro Miguel sluis, naast een kleinen afsluit-
dam gelegen, zal dan het schip op een 9,1 M. lager peil brengen.
Na ruim 2 K.M. stoomens door een klein kunstmatig gevormd
meer bereikt het de Miraflores-sluizen, door welke het in 2 schut-
tingen tot het 16,7 M. lagere zeepeil daalt, om vervolgens door
een kanaal ongeveer 13,5 K M. lang zijn weg te vinden naar den
Stillen Oceaan.
De duur der geheele doorvaart wordt...”
|
|
3 |
 |
“...United States and Great Britain on Novem-
ber 18, 1901”.
De bewoordingen van deze artikelen schijnen niet voor twee-
ledige uitlegging vatbaar en toch bestaat er blijkens de Panama-
Canal act verschil omtrent de juiste beteekenis der gelijke behan-
deling van alle naties. Deze wet „to provide for the opening,
maintenance, protection and operation of the Panama Canal, and
the sanitation and government of the Canal Zone”, werd 24
Mei 1912 door het „House of Representatives” der Vereenigde
Staten en na verschillende veranderingen te hebben ondergaan, in
Augustus door den Senaat aangenomen en 24 Augustus 11. door
President Tapt onderteekend.
Art. 5 van de wet zegt, dat de President gemachtigd wordt
om de kanaalrechten vast te stellen, en deze van tijd tot tijd te
wijzigen. Van eene eventueele wijziging zal de President een half
jaar van te voren kennis geven.
Geen rechten zullen echter geheven worden van schepen welke
de kustvaart in de Vereenigde Staten uitoefenen. Omtrent het
heffen van rechten...”
|
|
4 |
 |
“...Nu reeds merkbare
invloed van de
aanstaande
opening.
Verbetering der
Westindische
havens.
Nieuwe stoom-
vaartlijnen.
Stoomvaart-
plannen in de
Vereenigde Staten
en andere landen.
De Commissie heeft aldus een overzicht gegeven van de ver-
schillende factoren, die van belang zijn voor de beantwoording
van de op blz. 3 gestelde drieledige vraag, welke nieuwe handels-
wegen zullen ontstaan, welk verkeer zij aan bestaande handelswegen
zullen onttrekken en welk nieuw verkeer zal ontstaan. Thans
valt na te gaan, welken invloed het vooruitzicht op de opening
van het Kanaal reeds nu uitoefent, tot welke actie dit vooruitzicht
in den vreemde reeds den stoot heeft gegeven, bovenal wat Nederland
heeft te doen om van die opening zooveel mogelijk in zijn belang
partij te trekken.
In de eerste plaats valt te constateeren, dat een algemeen
streven bestaat om verschillende Westindische havens, die door
de opening als het ware aan een wereldverkeersweg komen te
liggen, te verbeteren. De Vereenigde Staten...”
|
|
5 |
 |
“...18
Want de goede honoraire-consuls niet te na gesproken, heeft zich
door de persoonlijke ervaring van eenige harer leden bij de Com-
missie sterk de indruk gevestigd, dat de arbeid van sommige hono-
raire-consuls van Nederland in Midden-Amerika niet slechts weinig
beteekent, maar ongewenschte resulaten heeft teweeg gebracht.
In haar schrijven van 4 Mei 1.1. wees de Commissie er op,
dat b.v. België ter Westkust van Amerika beter dan Nederland
vertegenwoordigd is en veel meer kosten daarvoor over heeft.
De Commissie heeft thans meer algemeen nagegaan welke diplo-
matieke en consulaire vertegenwoordiging andere Europeesche
mogendheden ter Westkust van Amerika hebben. Het resultaat
van dit onderzoek is als bijlage G hieraan toegevoegd.
* Uit de verzamelde gegevens blijkt, ten aanzien der vertegen-
woordiging door diplomatieke ambtenaren en beroepsconsuls, dat
tot heden geen enkele Europeesche mogendheid een beroepscon-
sulaat in Britsch- Golumbié heeft opgericht.
Te San Frandsco hebben België...”
|
|
6 |
 |
“...keus moge vallen op personen, wier krachten
en maatschappelijke positie waarborg opleveren, dat zij geschikt
en bereid zullen zijn, om de belangen van Neêrlands handel en
nijverheid behoorlijk voor te lichten, en die niet door hunne
nationaliteit of door eene consulaire betrekking van een ander
land geacht kunnen worden contraire belangen te hebben.
Om zulke personen voor den Nederlandschen consulairen
dienst te verkrijgen en ook te behouden, is het naar het oordeel
der Commissie wenschelijk niets na te laten wat hun arbeid kan
vergemakkelijken of hun de betrekking van consulair ambtenaar
meer aanlokkelijk kan maken. In sommige gevallen kan toe-
voeging of tijdelijke detacheering van jonge consulaire ambtenaren
van beroep hiertoe raadzaam zijn, in het algemeen moet echter
aan de honoraire consuls de gelegenheid worden gegeven over de
noodige hulpkrachten te beschikken en moeten hun de kosten
daarvan en de overige in het belang van den dienst door hen
gedane uitgaven worden gerestitueerd. Ook...”
|
|
7 |
 |
“...38
1910.
SA LI NA CRUZ.
(Tehuantepec, W. K. van Mexico).
£
Totale invoer................91 796
„ uitvoer . . . . . 41813
Voornaamste invoerartikelen:
Voornaamste uitvoerartikelen:
£ £
Dierlijke producten, w. o. Koffie . . 23 960
lederwaren, boter en spek 1 131 Sisalhennep . . . 4 620
Plantaardige producten, w. o. Tabak in bladen . . . 3189
hout, granen, meel, hop, Bier . . 2 388
fruit, zaden en opium 62 587 Hout . . . . . . . 1 774
Minerale producten, w. o. Cederhout . . . . . . 1 210
metaalwaren, machinerieën Stroohoeden ... . . 882
en steenkolen .... 20 238
Manufacturen van zijde en
katoen 938
Chemicaliën en drogerijen . 3 403
Wijnen en likeuren . . . 1 179
Scheepvaartverkeer.
Nationaliteit. Aantal. Tonnenmaat.
Britsche 52 84 996
Mexicaansche 25 29 499
Amerikaansche 112 511 355
Duitsche. 32 139 393
Noorsche 28 45 972
Japansche 12 81815
Totaal . . . . 261 893 030
Bron: Annual Series n®. 4667....”
|
|
8 |
 |
“...jnen varen op Peruaansche havens:
Pacific Steam Navigation Company, Compania Sud-Americana de Vapores,
Lamport and Holt line, Gulf line, Merchant line (the New-York and Pacific
Steamship Company), Kosmos lijn, Roland lijn, Togo Kiou Kaisha (de Oriental
stshp. comp.), de Hamburg Amerika lijn, Compania Italiana de Vapores, Lloyd
del Pacifico, Peruvian Steamship and Dock Company of Callao.
Sinds 1886 mogen vreemde zeilschepen niet deelnemen aan de kustvaart,
doch vreemde stoomschepen kunnen zulks na bekomen machtiging.
De oppervlakte van deze Republiek bedraagt 708.195 vierk. Eng. mijlen.
De bevolking werd in 1910 geschat op 2.267.935 inwoners. La Paz is de hoofdstad
(78856 inwoners), andere voorname steden zijn: Cochabamba, Sucre, Santa Cruz,
Tarija, Potosi, Oruro en Trinidad.
Er zijn ongeveer 4.940.000 acres bebouwd land, doch de landbouw verkeert
in min gunstigen toestand.
De landbouw-voortbrengselen zijn maïs, tarwe, gerst, boonen, aardappelen,
dienende voor verbruik in het land zelf,...”
|
|
9 |
 |
“... beliep 9,6 millioen cwt. en
de gerstoogst 1,7 millioen cwt. De veestapel bedroeg einde 1908,516 764 paarden,
83 092 muildieren, 2,3 millioen runderen, 4,2 millioen schapen, 216 360 varkens
en 342 810 geiten. De boter- en kaasbereiding neemt toe. In het Zuiden des
lands zijn uitgestrekte terreinen bestemd voor de schapenteelt. De rijkdom van
Chili bestaat evenwel hoofdzakelijk in zijne minerale producten, in het bizonder
van de noordelijke provincies Atacama en Tarapaca, welke laatste in 1884, na
den oorlog van Peru werd verkregen. Het aantal werklieden in 1905 in den
mijnbouw werkzaam bedroeg 53 600, waarvan 6 500 werkten in steenkolenmijnen,
15500 in metaalhoudende mijnen, 30600 in nitraat- of salpetermijnen. De ver-
kregen metalen waren goud, zilver, koper en kobalt en mangaan. De andere
mijnproducten waren steenkool, salpeter, borax, zout, zwavel en guano. Behalve de
chemische en metallurgische nijverheid, waren de voornaamste nijverheidstakken
de vervaardiging van voedingsmiddelen...”
|
|