| 1 |
 |
“...en afkomst, heb ik den indruk gekregen, dat in
het midden van het geografisch gebied, waar veel vormen bijeen
groeien, zooals bij uitnemendheid op Aruba, en -wellicht ook op St.
Thomas, groote variabiliteit heerscht en vermoedelijk talrijke bas-
taarden aangetroffen worden; en dat, naar de grenzen van het ge-
bied, minder soorten voorkomen met meer stabiliteit: voorts, dat
zich aldaar, uit een zelfden stam, op verschillende eilanden en lo-
kaliteiten, rassen of ondersoorten hebben ontwikkeld, die, ook bij
betrekkelijk kleine verschillen, eene vrij groote standvastigheid ver-
toonen. De stam der M. communes levert daarvan schoone voor-
beelden, die eene nauwkeurige studie van deze, aan de groote An-
tilles en bovenwindsche eilanden eigene vormen hoogst wenschelijk
maken.
Eenige vragen, die zich hieromtrent voordeden, hebben mij er
toe geleid, om bij deze gelegenheid zooveel mogelijk bijeen te bren-
gen, wat de oudere waarnemingen omtrent het geslacht Melocadus
bevatten, en in de tot dusver...”
|
|
| 2 |
 |
“...lobelius zijn
overeengekomen, maar onder die, welke in zijn eigen bezit waren
geweest, noemt hij een dat 20 cM. dik en 30 cM. hoog was, van
middelmatige grootte. Dit nu is eene grootte, welke onder de Me-
locadi van de benedenwindsche eilanden een zeer kolossale is. De af-
meting, en de omstandigheid, dat er nog grootere bij waren, doet eer
denken aan de groote vormen uit den stam der Melocadi communes
op de bovenwindsche eilanden en de groote Antilles. Ook de lengte
der dorens die hij opgeeft, 21 cM. en langer, kan daarmede over-
eenstemmen. Het is dus niet onwaarschijnlijk, dat hij de eerste
vertegenwoordigers van dezen stam heeft gehad. Ongelukkigerwijs
geeft hij, bij tamelijk veel bijzonder heden, niet op, of de dorens
krom waren, haakvormig, zoo als ze door lobelius voor diens
voorwerp worden beschreven, dan wel recht. Hij noemt ze enkel
stijf en spits.
Uit de afbeelding is dit ook niet met zekerheid op te maken. De
dorens zijn er eenigszins gebogen, en verschillen te dien aanzien
niet veel...”
|
|
| 3 |
 |
“...kan
worden geoordeeld.
Tekst, behalve de op de teekening gestelde namen, is niet voor-
handen, dus ook geen opgaaf van groeiplaats.
De lengteverhouding van den ondersten randdoren en de grootte
der bloemen wijzen op verwantschap met den stam der Melocadi
communes, maar de geheel karmijnroode stengel blijft een raadsel.
Ook de vorm der dorens komt mij onwaarschijnlijk voor. Als van
twijfel ontbloot kan ik de opgaaf en afbeelding van den purperen
Melocadus voorloopig niet beschouwen.
Over de synonymie met Cadus noblis Lam. Diet. 1 p. 537,
kan ik niet oordeelen, daar ik dit werk nog niet heb kunnen raad-
plegen. Zeker is echter, dat de teekening in het British Museum
een Melocadus, geen Echinocadus voorstelt.
Van TOURNEFORT tot LINK-OTTO, DECANDOLLE enz.
De stam der Melocadi communes.
Inmiddels was door tournefort (Institutions rei herbariae
1700, p. 563 (lees 653) pl. 925) een geslacht Melocadus beschreven
en eene soort daarvan afgebeeld, die nadere overweging verdienen.
Het geslacht was veel...”
|
|
| 4 |
 |
“...21
pen van den stengel, en afzonderlijke bloem en vrucht. Of-
schoon dus over de soort niet met zekerheid kan worden geoor-
deeld, komt mij, alles samengenomen, zeer waarschijnlijk voor, dat
zij genomen is naar een voorwerp, tot den stam der ]\1. communes
behoorende, en de naam Tte d'Anglais wijst ook op een afkomst
van de bovenwindsche eilanden. Op de eilanden onder den wind
(Curasao enz.) heeten de Melocacti Indianenkoppen; op St. Eusta-
tius en St. Martin hoorde ik den naam Englishmans heads, ook
Pope-heads, de Engelschen zelven (Jamaica, sloane 1 hl. 20) noemen
ze Turks-heads, en op het vaste land en de Spaansehe en portugeesche
Antilles schijnt Cabeza di Frade gebruikelijk.
Indien clusius, naar mij waarschijnlijk voorkomt, ook reeds
voorwerpen van den stam der M. communes heeft gehad, is dat
van tournefort vermoedelijk het tweede afgebeelde van dien aard.
Sloane, die in 1687, op zeven-en-twintig-jarigen leeftijd, als
lijfarts den nieuwbenoemden Gouverneur van Jamaica, den Hertog
dalbermarle...”
|
|
| 5 |
 |
“...bessen vindt hij van een fijnzuren aangenamen smaak,
daarentegen het moes van den stengel, in afwijking van de bewe-
ring, dat zulks gekookt een goed voedsel zou zijn, onsmakelijk, hoe
ook toebereid.
Hij merkt op, dat de plant zeer varieert in grootte, rechtheid der
sleuven, dorens enz., en schrijft, daaraan de verschillen in de be-
staande beschrijvingen toe. Hij vindt de afbeelding van cliisius
best, en diens beschrijving goed.
Als slotsom mogen wij onderstellen, dat sloane voorwerpen van
den stam der M. communes gezien heeft, maar bestaat daarbij de
mogelijkheid, dat in zijne beschrijving de kenmerken van deze met
die van andere, eveneens door hem geziene maar niet onderschei-
dene, zijn vermengd.
Van veel meer waarde is wat Prof. Bradley van Canterbury
gaf in zijne Historia plantarum succulentarum 1727 p. 9, nl. de
beschrijving en afbeelding van Echinomelocactus (Melonthistle; lurks
head or Turks cap in Amerika) naar voorwerpen, van de eilanden
Nevis en St. Christophorus (St. Kitts) ontvangen...”
|
|
| 6 |
 |
“...bijeenstaande dorenvelden, 8 (79) dorens in elke groep, deze
de naaste sleuf niet bereikend, en een rolrond, ongeveer even hoog
als dik cephalium met weinig buiten het vilt uitstekende borstels.
De figuur schijnt iets kleiner dan de helft der natuurlijke grootte
te zijn. Alsdan is het cephalium 9 k 10 cM. dik en de stengel
van het geteekende voorwerp ongeveer 20 cM. hoog en dik.
De vruchten zijn er wel wat wonderlijk in geteekend, maar ove-
rigens geeft de afbeelding het karakter van een tot den stam der
M. communes behoorend voorwerp goed terug. Met het oog op de
waarneembare en opgegeven kenmerken onderscheid ik haar als
M. {communis) Bradleyi.
Caule subgloboso, magno (20 cM. alto et crasso et ultra) coslis
15 perpendicularibus rectis latis (4 cM.), laterbus convexiusculis,
laevibus, areolis confertis (1| cM.) spinis subaequalibus rectis, 2 cM.
long is, marginalbus aequaliter stellatis, sulcum vicinum non attin-
gentibus.t centrali 1 ( 2?), cephalio cylindrico 910 cM. crasso,
setis croceis...”
|
|
| 7 |
 |
“...deze soortsnaam de prioriteit.
In elk geval echter kan de waarneming hare waarde alleen ontleenen
aan de meer of min waarschijnlijke identificatie met eene andere, betere
en meer volledige, en levert dus op zich zelve geene aanwinst.
In 1817 gaf tijrpin in den Didionnaire des sciences naturelles,
tome IY p. 100 pl. 206, onder den naam van Cadier a ctes droites,
Cactus Melocadus L., BR ad let Succ., de zeer korte beschrijving en
afbeelding van een Melocadus, die wederom kennelijk tot denzelf-
den stam der M. communes behoort.
Als vaderland geeft hij op de eilanden onder den wind en als
volksnaam: tte dAnglais, ') voorts vermeldt hij, dat de plantsints
) Zie de opmerking op blz. 18. hooker in Bot. Magazine 58 (n. ser. 5) n. 3090,
deze opgaaf van den Diet. d. Sc. nat. citeerende, zegt juist andersom: ........ and
which in the windward islands (dns in de iles du vent, we are told in the Die. d. Sc.
nat.) have recieved the name of Englishmans heads....”
|
|
| 8 |
 |
“...overlevering aan sommige
van haar een leeftijd van 200300 jaar toekent; ook dat, wanneer
de kop is afgebroken, een bundel van nieuwe lichaampjes uit de
wond ontspringt, door het afsnijden en planten van welke de plant
kan worden vermenigvuldigd.
Deze vorm onderscheidt zich door den hoog langwerpigen stam
en de kleine bruine dorens, al zijn ze ook niet z klein als in den
tekst bij vergissing wordt opgegeven. Bovendien is het zeer aan-
zienlijk verschil in grootte tusschen de achterste en voorste (bo-
venste en onderste) dorens in elke groep merkwaardig.
hooker meent, dat deze vorm wellicht verdient als afzonderlijke
soort te worden onderscheiden. Dit is ook mijne meening, doch als
behoorende tot den stam der M. communes. Ik stel den naam M.
(communis) Hookeri voor met de volgende diagnose.
M. (communis) Hookeri.
Caule atro-viridi, maxima, oblongo, 34 dM. alto1 ad 3 dM.
crasso, costis usque ad 20 acutis1 areolis 1718, satis approxima-
tes (2^ cM.), spinis brevibus patentibus, sulci medium non attingin-...”
|
|
| 9 |
 |
“...achtig roodbruin, de anderen aschkleurig, de beide secundaire bloei-
koppen!) kort, 67 cM. breed met roodbruine borstels, bloem roze-
rood, 1 cM. wijd, de buitenste bloembladen gaafrandig, de binnenste
een weinig uitgevreten, helmknoppen geel, stijl roodachtig, bijna
even hoog als de bloemkroon, stempels 5 witachtig, gedurende den
bloei openstaande, bes klein langwerpig bleek.
De bloem gaat des namiddags te 2 uur open en sluit zich tegen
den nacht voor goed.
De soort behoort keimelijk tot den stam der M. communes2) en
heeft vermoedelijk 23 middeldorens, ofschoon zulks in de plaat
) Op de afbeelding in het werk wordt n bloeikop, als de primaire, voorgesteld, en
afzonderlijk daarnaast de twee latere, secundaire; maar uit de beschrijving blijkt, dat
het ontvangen voorwerp de twee secundaire bloeikoppen droeg.
J) De schrijver legt er eenigen nadruk op, dat de bloemen uit den top der tepels van
het cephalium ontspringen, niet zijdelings als bij Mamillaria, en zou daarom voor het
geslacht den...”
|
|
| 10 |
 |
“...ter zijde gesteld kunnen worden.
Wij hebben nu nog een drietal beschreven soorten te vermelden,
die men geneigd zou kunnen zijn, als met meer of minder waar-
schijnlijkheid tot den stam der M. communes behoorend te beschou-
wen, nl. M. Brongniartii lemaire, M. hystrix parm., en M. meona-
canthus BINK OTTO.
M. Brongniartii lemaire (Cact. nov. descr. 1 p. 12 13, 1838)
miq. 1. c. p. 68. Deze soort komt in den sleutel van miquel,
p. 45, voor onder die met grooteren middeldoren dan de randdo-
rens, maar in de beschrijving p. 68 wordt gezegd, dat de enkele
centraaldoren ongeveer even lang is als de zijdelingsche randdorens,
terwijl de onderste randdoren langer is dan deze. Zij behoort dus
werkelijk tot de microcentri en ook de groote afmetingen van den
stengel, benevens aantal en grootte der dorens, wijzen op den stam
der M. communes. Zij onderscheidt zich van andere soorten vooral
doordien alle dorens min of meer opgebogen en ook wel eemgszms
gedraaid zijn, en heeft een oranjekleurig cephalium...”
|
|
| 11 |
 |
“...VIERDE BIJDRAGE TOT DE KENNIS DER MELOCACTI. 35
Een verschil met M. Brongniartii vormt evenwel de bloedroode,
niet oranjekleur der borstels in het cephalium.
Zeer wenschelijk zou zijn, dat men in de gelegenheid kwam,
volledige voorwerpen uit Honduras te verkrijgen en te bestudeeren'
M. hystrix parm. m.s. (miquel 1. c. p. 58), indien een Melocac-
tu8, zou men, wegens de lichaamsgrootte, geneigd zijn als een stam-
verwante der M. communes te beschouwen. Echter brengt de ver-
houding der dorens hem reeds even binnen de grens der mono-
centri; want de middeldoren wordt als even lang (2A cM.) als en
iets dikker dan de langste, onderste, randdoren beschreven. Volgens
mededeeling van pfeiffer, aan wiens tusschenkomst miquel de ma-
nuscriptbeschrijvirig van parmentier te danken had, was de stengel
aan den voet niet minder dan 46 cM. dik, terwijl de hoogte
41 cM. bedroeg, pfeiffer vergelijkt den vorm met dien van een
bijenkorf. Niettegenstaande de reusachtige gestalte was nog geen
cephalium aanwezig...”
|
|
| 12 |
 |
“...grootte
1316 mM., dus altijd nog klein.
Wat het voorwerp eigenlijk is geweest, zal misschien blijken,
wanneer nieuwe, daarmede overeenkomstige, uit Jamaica worden
ontvangen. Voor het oogenblik is de aard zeer twijfelachtig.
M. Lemairii miq. (1. c. p. 112) van St. Domingo is te vaag
beschreven om onder de bekende soorten van Melocactus te worden
den gerangschikt. Uit de beschrijving blijkt niet eens, of de soort
tot de microcentri behoort. Wanneer de plant tot den stam der
M. communes te rekenen valt, onderscheidt zij zich van de stam-
genooten vooral door de breede, eenigszins afgeplatte dorens en het
overal optreden van 4 (in een variteit 3) middeldorens. Rmpler
vereenigt haar met M. crassispinus s. d. (uit Brazili?) die door
zeer dikke dorens en zeer ver (4 cM.) verwijderde dorenvelden ge-
kenmerkt is. De vereeniging komt mij zeer gewaagd voor. Mocht zij
juist wezen, dan vervalt van zelf een vereeniging met de M. communes.
M. dichroacantus miq. (1. c. p. 67) van St. Thomas is een zeer
afwijkende...”
|
|
| 13 |
 |
“...ls,
de andere met tot den type van M. {communis) croceus naderende
dorens en saffraankleurige cephaliumborstels, zijn dan als M. {com-
munis) linkii X croceus, en M. {communis) croceus X Linkii aan te
duiden, waarbij in het midden gelaten wordt, of zij eenvoudige
tusschenvormen dan wel hybriden zijn, maar de vooropgestelde
naam den type aanwijst, waarmede zij het naast overeenkomen.
Uit een planten-geographisch oogpunt de opgaven samenvattend,
hebben wij de volgende vertegenwoordiging van den stam der J/e-
locacti communes en naaste verwandten....”
|
|
| 14 |
 |
“...langwerpigen stengel,
8 dM. hoog, 10 ribben, eenigszins verwijderde (2^ cM.) doren-
velden, 9 randdorens en 4 (3) middeldorens, rood en breed; voorts
de raadselachtige M. purpureus van plumper.
Portorico: behalve M. Portoricensis schijnt, volgens een zeer klein
en jong voorwerp in het museum te Berlijn, ook een vorm, meer
onmiddellijk tot den stam der M. communes behoorende, voor
te komen.
St. Croix: stam vertegenwoordigd, naar opgaaf, zonder beschrij-
ving, van lehmann en eggers.
St. Thomas: de meerdoornige hoog langwerpige M. {communis)
rujispinus bert. ; de ndoornige, M. communis viridis pfeiffer,
en M. communis var. macrocephalus l. o.
St. Martin: M. {communis^ Linkii en de na verwante M. {com-
munis) croceus.
St. Eustatius: M. {communis) Eustachianus.
St. Kitts en Nevis: M. {communis) Eradleyi met ronden sten-
gel en vrij gelijke dorens; M. {communis) Hookeri met hoog lang-
werpigen stengel en zeer ongelijke dorens in elke dorengroep.
Van de hier genoemde soorten zijn M. {communis) h...”
|
|
| 15 |
 |
“...hij eene monographic van het geheele geslacht samen-
stelde. Daarna trad een betrekkelijke rusttijd in, totdat ik zelf ge-
legenheid had, een aantal vormen op de Nederlandsche West-Indische
eilanden, deels zelf te verzamelen, deels door aldaar aangeknoopte
betrekkingen toegezonden te verkrijgen.
Door al deze onderzoekingen is thans verreweg het overwicht ge-
komen aan de zijde van die soorten, welke niet tot den stam der
M. communes behooren.
Evenzeer als uit het hier gegeven overzicht duidelijk zal zijn,
dat er nog belangrijke leemten in onze kennis van de vormen van
den stam der M. communes zijn overgebleven, zoo is ook voor de
overige de voorraad geenszins uitgeput, en behoeven vele van de
vroeger en later beschreven soorten nog nadere opheldering.
Echter is het mij, nu vroegere verzamelingen en zendingen zijn...”
|
|