1 |
 |
“...TOT DE KENNIS DER MELOCACTI.
witte binnenvleesch bevond hij taai, zoodat hij het voor moeilijk
verteerbaar hield, en eenigszins naar komkommer smakend; te ver-
geefs zocht hij naar eene vruchtholte.
De kop vertoonde, tusschen het fijne witte vilt, vele roode dunne
naar buiten uitstekende stekeltjes; uit den buitenkant van het bin-
nenvleesch kwamen tusschen de wol eenige weinige vliezige blaas-
jes voor den dag dus de bessen bloedrood, duimgroot (2ยง
cM.) naar den top vrij dik, naar den voet smal, gevuld met kleine
zwarte glinsterende zaadkorrels. Boven op deze blaasjes nam hij
een langwerpig voorwerp waar, als t ware het beginsel van een
bloempje (flosculus) men herinnere zich de vergelijking met de
samengestelde bloem van een distel , dat buiten de wol uitgestoken
scheen te zijn geweest, maar nu geheel dor was, zoodat niet meer
was uit te maken, welken vorm het kon hebben gehad in
werkelijkheid dus de verdroogde en verharde bloem. De wortels
waren stevig, lang en taai,
In September...”
|
|